Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2403

2403 Het goddelijk geestelijke werkzaam zijn – De strijd tegen leugens en dwalingen

10 juli 1942: Boek 32

Vanuit de stralende hoogte daalt de geest van God af om licht te brengen in de duisternis van de aarde. En hij vult de harten van degenen, die ernaar verlangen om in het licht te wandelen en dit verder willen vertellen.

In het licht wandelen, betekent dat je kennis hebt, je je in de eeuwige waarheid bevindt, juist denkt en goddelijke wijsheden in ontvangst neemt. Zodoende deelt de geest van God voortdurend de waarheid aan de mensen uit. Hij verlicht hen en geeft hun kennis op alle gebied en antwoord op alle geestelijke vragen. De geest uit God dwaalt niet, maar hij geeft op een goed te begrijpen manier de eeuwige waarheid aan die mensen, die ernaar verlangen de waarheid te ontvangen.

En aan dit ontvangen zijn geen grenzen gesteld, want het goddelijke geschenk kan onbeperkt in ontvangst genomen worden, omdat dit iets volmaakts is en er nooit een afbakening of beperking met de volmaaktheid overeenstemt. Maar een goddelijk geestelijk werkzaam zijn kan alleen maar daar zichtbaar worden, waar een mens naar volmaaktheid streeft, want het is een voorwaarde, dat het het wezen er ernstig om te doen is de eeuwige Godheid te naderen. Dat dus bewust een toestand nastreeft, die gebrek en fouten elimineert.

De wil om volmaakt te worden, is de eerste voorwaarde, als de geest van God zich over de mens uit moet storten. En de mens moet nu deze wil werkzaam laten worden en naar een levenswandel streven, die door God gewild is. Hij moet een leven in liefde leiden en verbonden zijn met God. Hij moet alle slechte neigingen bestrijden, al het goddelijke, het goede, nastreven en zich zo vormen, dat hij een opnamevat van de goddelijke geest wordt, zodat diens werkzaam zijn niet op een hindernis stuit en hij zich in alle overvloed in het zich voor hem openende vat uit kan storten. In het hart van de naar volmaaktheid strevende mens, die een verlangen heeft naar de wijsheid uit God.

De geest van God is overal werkzaam en onmiskenbaar daar, waar de mens God bewust wil dienen, omdat God op aarde waarheidsdragers nodig heeft, die zich aanbieden om de waarheid door te geven. Slechts weinig mensen herkennen het belang van deze opdracht en er bieden zich daarom ook maar weinig mensen aan God ten dienste aan en weer moet de wil uit eigen beweging besluiten om te dienen. Deze bereidheid om te dienen heeft een genadeschenking tot gevolg, die de mens nauwelijks in zijn volle omvang kan overzien, want Gods liefde grijpt hem en leidt hem op voor een opdracht, die van groot belang is.

Het gaat erom de strijd tegen de leugen, tegen de dwaling op aarde te voeren en in diens plaats de zuivere waarheid uit God onder de mensen te verspreiden. Voor dit doel moet de dwaling geëlimineerd worden en het moet daarom eerst als dwaling herkend worden. En dit is weer alleen maar mogelijk als de waarheid tegenover de dwaling gezet wordt, dus de waarheid de leugen kan verdringen. De waarheid moet zo voor zichzelf spreken, dat de dwaling graag daarvoor opgegeven wordt.

De leugen en de dwaling behoren bij de aarde, maar de waarheid komt van boven en moet naar de aarde geleid worden en dit door bereidwillige wezens, die God dienen. Maar evenzo moet de waarheid op aarde ontvangen worden door mensen, die bereid zijn op te dienen.

Enkel het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil heeft tot gevolg, dat de kracht uit God, Zijn geest, overvloeien kan van wezen tot wezen en dus ook naar de aarde. En deze toestroom van kracht uit zich bij de mens als toegenomen kennis. Als kennis van de eeuwige Godheid. Die mens wordt binnengeleid in de goddelijke waarheid en dit door de geest uit God, die naar deze mens afdaalt, die vurig verlangend en gelovig naar het werkzaam zijn van de geest verlangt met als doel de opheldering voor zulke mensen, die nog volledig onwetend zijn.

Amen

Vertaald door Peter Schelling