Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2387
2387 De genade van de laatste belichaming op aarde – Er wordt geen aandacht aan geschonken
28 juni 1942: Boek 32
De genade van de laatste belichaming op aarde wordt door de mensen niet herkend en daarom ook niet gewaardeerd. De eindeloos lange tijdsduur van de gang over de aarde komt na deze belichaming ten einde en deze tijd is werkelijk kort. Deze is wel voldoende voor de totale omvorming tot lichtwezen en stelt ook aan de wil van de mens geen al te hoge eisen, als deze zwak is en niet lang genoeg verzet zou kunnen bieden. Maar de mens gebruikt de tijd niet voor zijn vrij komen en laat deze laatste genade onbenut voorbijgaan, meestal uit onwetendheid over zijn lot. Want voor hem zijn alle verwijzingen, verklaringen en vermaningen ongeloofwaardig en daarom schenkt hij er geen aandacht aan.
Maar omdat hem als mens de vrije wil gegeven is, kan hij het aardse leven, de laatste belichaming als mens, ook dienovereenkomstig leven. Maar ooit moet hij zich verantwoorden, omdat hij nooit zonder enige kennis over hoe zijn gang over de aarde moet zijn, zal blijven. Want als de mens een hem verleende genade afwijst, dan moet hij ook volgens de goddelijke rechtvaardigheid de gevolgen dragen.
Er bestaat geen andere weg naar de laatste bevrijding. Deze moet in vrijheid van de wil en vrijheid van geloof afgelegd worden en om deze reden heeft God hem deze laatste belichaming toegestaan. Als deze tijd niet als genadegeschenk herkend wordt, dan ligt het alleen aan de wil van de mens, die zich tegen alles verzet, wat van hem geëist wordt om te geloven en hij zal bijgevolg ook niet volgens dit geloof handelen. De mogelijkheid om God te kunnen herkennen, is elk mens gegeven. Het staat hem vrij om Hem te willen herkennen. Dat wil zeggen dat hij daar niet onder dwang toe overgehaald wordt.
Zijn levenswandel hangt zodoende alleen maar van zijn vrije wil af. Hij kan het leven wel leven, maar de genaden van dit leven niet benutten en dan was de belichaming als mens op aarde zonder resultaat en tevergeefs. Hij komt weliswaar met zijn lichamelijke dood vrij van zijn omhulsel, maar neemt het bewustzijn van dit omhulsel mee naar de eeuwigheid en hij lijdt onder de gebonden toestand nog meer dan op aarde, terwijl een goed benutte tijd op aarde hem een volkomen vrij worden, dus volledige vrijheid, opgeleverd zou hebben.
Het geen aandacht schenken aan deze genade heeft een uiterst smartelijke uitwerking en op de aardse tijd in vrije wil volgt een tijd van volledige willoosheid, die het wezen als kwellend ervaart en toch niet op kan heffen, tenzij het vervult wat de mens op aarde had moeten vervullen: dat het in het hiernamaals werkzaam wil worden in liefde. Alleen deze wil levert de ziel weer de kracht op om aan haar vrij komen te werken. Maar nooit kan de ongebruikte genadetijd op aarde geheel goedgemaakt worden in het hiernamaals.
Maar voor degenen, die het aardse leven volgens de wil van God leven, heeft God onvoorstelbare zaligheden klaargemaakt. Ze zijn in waarheid Zijn kinderen, aan wie Hij de erfenis van de Vader beloofd heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling