Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2384
2384 Het woord van God: een geestelijk goed of een dood woord?
26 juni 1942: Boek 32
Elke zending van boven is een geestelijk goed, zodra de mens daarvan bezit neemt. Dat wil zeggen het met zijn hart en verstand opneemt. Maar eerst zijn het slechts woorden, die pas levend zullen worden door de wil van de mens. Als de mens alleen maar met het verstand onderzoekt, dan zal hij niet alles aan willen nemen en de kennis daarvan levert hem geen geestelijk voordeel op. Maar als het hart daarbij actief is, dat wil zeggen tot liefde in staat is, dan onderzoekt niet het verstand, maar de geest in hem en deze neemt zonder bezwaar alles aan, wat hem uit de hoogte aangeboden wordt.
En dan brengt de kennis de ziel vooruitgang. Want dan wordt het woord levend. Het spoort tot activiteit aan. Het gaat in een blijvend bezit over. Het is geestelijk goed, dat tot in alle eeuwigheid duurzaam is. De geschenken die God aanbiedt, kunnen nooit waardeloos zijn, maar het kan zijn dat ze niet goed op waarde geschat worden. En dit is net zo lang het geval, zolang het menselijke hart niet is staat is om op te nemen, vanwege een te weinig werkzaam zijn in liefde. Maar het wordt toch ook aan die mensen gegeven, die nog weinig in de liefde staan, opdat ze de goddelijke zending verstandsmatig in ontvangst nemen en daardoor tot liefdadigheid aangespoord worden.
Dus weer moet eerst de wil actief worden om het woord in de daad om te zetten. Dan eigent de mens zich het geestelijke goed toe, doordat bij hem nu ook het begrip toeneemt voor de betekenis van dat, wat hem aangeboden wordt. Het genadegeschenk kan dus de hoogste geestelijke waarde hebben en het grootste geestelijke succes tot gevolg hebben, maar ze kan ook als totaal niet herkend een dood woord blijven, omdat de mens er niet naar verlangt om geestelijk te leven.
Nochtans verliest ze niet aan waarde en kan het op elk moment haar uitwerking op de mens hebben, als deze er zelf aan bijdraagt om van deze uitwerking gebruik te maken. Wat hem eerst onbegrijpelijk en ongeloofwaardig lijkt, kan door zijn wil om liefhebbend werkzaam te zijn, zowel verstandsmatig alsook met het hart door hem beaamd worden en bijgevolg op elk moment als geestelijk goed in ontvangst genomen worden, omdat het zijn innerlijke waarde nooit kan verliezen.
Want de zendingen van boven komen uit het geestelijke rijk en zullen alleen dan effect hebben, als ze bij de geestvonk in de mens bezorgd worden en de toepassing ervan aan deze overgelaten wordt. Dat wil zeggen dat het zijn kennis ook op het verstand van de mens overdraagt, opdat hij het opneemt en de mens nu overeenkomstig deze kennis leeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling