Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2368

2368 De werkzaamheid van het goddelijke woord

15 juni 1942: Boek 32

Gods woord, dat van boven komt, getuigt van de kracht van God, van Zijn liefde en wijsheid en is daarom een genadegeschenk, omdat God het die mensen aanbiedt, die de rijpe toestand nog niet bereikt hebben, die de toestroom van Gods kracht vereist. En daarom wordt de bereidwilligheid om op te nemen geëist, voordat het woord van God werkzaam kan worden in de mens. Dat wil zeggen voordat het ervaren kan worden als een toevloeien van kracht. Het kan wel door alle mensen gehoord worden. Het kan dus dicht bij hen gebracht worden en toch zonder effect aan het oor van de individuen voorbijgaan. Dan is de mens niet bereid om het op te nemen en voor deze mens blijft het ineffectief.

Het staat ieder mens daarom vrij, hoe hij zich instelt ten opzichte van het woord, dat de liefde van God naar de aarde leidt. Maar steeds is zijn bereidwilligheid om te ontvangen de voorwaarde, om genade en kracht door hem te laten stromen. En de innige overgave aan God bewerkstelligt, dat het woord op zo’n manier effectief wordt, dat het de mensen de rijpheid van de ziel bezorgt.

Wie het woord van God zonder verzet accepteert, die zal zijn effect bemerken in een toenemende werkzaamheid in liefde. Hij zal zich gedrongen voelen tot handelingen, die met het gebod van de liefde voor God en de naasten overeenstemmen. Hij zal een steeds groter wordend verlangen naar goddelijk voedsel hebben. Hij zal ziende worden, dat wil zeggen begrijpen, wat eerst onbegrijpelijk voor hem was en de kennis van geestelijke waarheden zal hem gelukkig maken. Dus de krachtstroom zal hem doorstromen en zijn werkzaamheid op aarde, zijn levenswandel, zal op een door God gewenste manier zijn.

En toch kan hetzelfde woord ook zonder effect blijven bij die mensen, die zich innerlijk afsluiten. Die nog ver van God verwijderd zijn en niet de wil hebben om de afstand tot Hem te verminderen. Het klinkt in hun oren en laat geen indruk achter, want een innerlijke weerstand maakt het hart onbekwaam om de krachtstroom op te nemen en zodoende wordt de ziel van de mens er totaal niet door beroerd.

God geeft onophoudelijk, maar de mensen nemen het niet aan. En daarom kan het uitrijpen van die mens, die afwijzend blijft, in twijfel getrokken worden, omdat hij daar absoluut de kracht uit God voor nodig heeft en deze hem alleen maar door het woord van God toegestuurd kan worden. Zijn werkzaamheid in liefde is onbeduidend en zo doet hij niets om zijn geestelijke toestand te veranderen. Hij beseft noch de liefde van God, noch Zijn wijsheid en almacht. Hij gaat blind aan alles voorbij en is toch steeds de veroorzaker van zijn blindheid, omdat hij niet opneemt, wat hem geboden wordt. Omdat hij het woord, dat God naar de aarde stuurt, niet tot het hart laat spreken en omdat hij niet opvolgt, wat hem op het hart gedrukt wordt.

Want alleen zijn wil is doorslaggevend of de kracht en de genade van God werkzaam in hem worden. Maar onophoudelijk biedt de liefde van God de mensen Zijn genade aan. Onophoudelijk stroomt de kracht uit God naar de aarde en onophoudelijk probeert God de mensen hulp te brengen in hun nood. Want Zijn liefde houdt niet meer op.

Amen

Vertaald door Peter Schelling