Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2323
2323 Geordende gedachten – Onderwijzende werkzaamheid – Gods bescherming
4 mei 1942: Boek 32
De werkzaamheid van de gedachten van een verlicht mens is geordend. Dat wil zeggen dat zijn gedachten niet wispelturig en onsamenhangend zijn, maar helder en logisch en als hij nu deze gedachten aan de medemens wil geven, zal het ook begrijpelijk voor hem zijn, zodra ook hij geestelijk streeft en naar de waarheid verlangt. Want de krachten, die in de waarheid staan, brengen teweeg dat de waarheid zo aangeboden wordt, dat ze begrepen kan worden, als de wil naar de waarheid aanwezig is.
Nu kunnen er verschillende graden van rijpheid aangetroffen worden en dus ook verschillende vermogens om de waarheid op te nemen, als deze door de geestelijke wezens, die kennis hebben, gegeven wordt. De innigheid van de verbinding met God vergroot ook het vermogen om op te nemen, omdat deze ook met de liefdesgraad van de mens overeenkomt.
En nu zal de mens, wiens leven een werkzaamheid in liefde is, acht slaan op elke opwelling in zich en zodoende de stem van de geest in zich horen. Bijgevolg kan hij door de geest in zich onderwezen en in alle wijsheid uit God binnengeleid worden. En wat hem nu door de geest aan kennis gegeven wordt, begrijpt hij ook, want de geest doet geen mededelingen op een onbegrijpelijke manier, maar deze onderwijst de mens telkens weer, totdat hij het hem aangeboden gedachtengoed tot geestelijk eigendom laat worden en in staat is om deze nu begrijpelijk door te geven.
Er kan dus nooit van een geestelijke werkzaam zijn gesproken worden, als de geestelijke geschenken onbegrepen blijven. De mens kan iets verstandsmatig op willen nemen en door willen geven, hij zal het net zo lang onsamenhangend aan de medemens aanbieden, als hij verstandelijk denkt. Terwijl de geschenken van de geest in samenhang aangeboden worden, omdat de gevers hiervan, de geestelijke krachten, die de uitstraling van God, licht, dat wil zeggen kennis, naar de geest in de mens toe laten stromen, ervoor zorgdragen dat hun geschenken zo in ontvangst genomen worden, zoals deze door hen gegeven werden.
Als de mens bereidwillig is om het ontvangen geestelijk goed aan de medemens door te geven, dan is het werkzaam zijn van de geest onbegrensd. Dat wil zeggen dat de geest uit God zijn gedachten en zijn woorden nu leidt, zodat de medemens alleen dat maar gegeven wordt, wat bevorderlijk is voor zijn ziel en dat is in ieder geval de zuivere waarheid. De zuivere waarheid is daar, waar de geest van God werkzaam is en ze zal ook daar zijn, waar de wil van de mens zich bereid verklaart om door te geven.
Want God Zelf onderwijst de mensen, die Hem willen dienen en vormt hen tot leerkrachten, opdat ze de medemens dezelfde waarheid toe kunnen doen komen, omdat ze deze niet rechtstreeks in ontvangst willen nemen. En Hij rust hen uit met een helder vermogen tot inzicht en een helder beoordelingsvermogen, want hun taak is te belangrijk om niet aan Zijn bescherming onderworpen te zijn. De waarheid zal naar de aarde geleid worden door mensen, die Hem heel toegenegen zijn en zodoende verleent Hij hun ook Zijn bijzondere bescherming.
Amen
Vertaald door Peter Schelling