Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2318

2318 Contact met de geestelijke wereld

29 april 1942: Boek 32

Het contact met de geestelijke wereld levert zoveel succes op, dat het voortdurend in stand moet blijven en steeds opnieuw nagestreefd moet worden. De mensen kunnen er niet genoeg op gewezen worden zichzelf in verbinding te stellen met de gevende krachten van het geestelijke rijk, want als ze zich aan deze krachten overgeven, is hun opwaartse ontwikkeling gegarandeerd. Waar het de mens daartoe aan kracht ontbreekt, zijn deze steeds bereid om hem kracht te geven en ze hebben daarvoor alleen maar de bereidwilligheid nodig om deze in ontvangst te nemen. Maar dit kan pas dan gebeuren, wanneer de mens de bewuste verbinding met de gevende krachten tot stand brengt.

Ook deze wezens zijn onderworpen aan bepaalde wetten en er moeten bepaalde eisen vervuld worden om deze wezens in actie te kunnen laten komen. Maar zodra de mens gelooft dat de geestelijke krachten zijn levensweg kunnen beïnvloeden, zodra hij de invloed op zich in wil laten werken, hebben de geestelijke wezens een bepaalde vrijheid. Ze mogen de mensen nu naar eigen goeddunken bedenken en omdat ze uiterst bereidwillig zijn om te geven en te helpen, zal de mens meer dan rijkelijk door hen bedacht worden en hoeft hij waarlijk geen gebrek te lijden.

De krachten in het hiernamaals geven zich vaak aan de mensen te kennen en willen hen aansporen om een verbinding met hen tot stand te brengen. Ze gebruiken elke gelegenheid om hun gedachten naar het rijk te leiden, dat buiten het aardse ligt en zodra de mens zich met zulke gedachten bezighoudt, dat wil zeggen dat die gedachte langer bij hen blijft hangen, zijn ze al in staat om op hem in te werken door overdrachten via de gedachten. Maar als een mens het werkzaam zijn van deze wezens geloofwaardig gemaakt wordt, zodat hij zelf de verbinding met hen tot stand brengt, dan vloeit hem nu via de gedachten een hoeveelheid kennis toe, zodat dit hem ook de zwaarte van de aarde niet meer gewaar laat worden, dus kracht en genade voor de mens betekent.

En de geestelijke krachten kunnen onbeperkt uitdelen. Ze stellen geen grenzen, zolang de mens deze zelf niet stelt. Ze staan steeds opnieuw klaar voor het naar hen verlangende mensenkind, omdat deze aan hun bescherming toevertrouwd werd en ze het voor de tijd van zijn gang over de aarde overeenkomstig zijn verlangen mogen bedenken. En als deze nu contact met deze geestelijke wezens houdt, is het nooit zonder hulp, want de geestelijke wezens zijn tot heel veel in staat en in hun liefde zijn ze ook altijd tot geven bereid.

Maar de mens zelf moet de weg banen voor het contact, want hun geestelijke geschenken mogen ze alleen maar aan diegenen aanbieden, die zich met hen in verbinding stellen door vragen, die ze in gedachten hebben, of in het geloof in hun kracht deze kracht begeren door een vurig gebed tot God of een stille roep aan deze krachten, die God hun ter beschikking gesteld heeft voor de tijd van hun gang over de aarde.

Amen

Vertaald door Peter Schelling