Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2316

2316 Jezus Christus zag de grootte van de schuld van de mensen in

28 april 1942: Boek 32

De grootte van jullie schuld tegenover God kunnen jullie mensen niet in zijn volle omvang beseffen en daarom is voor jullie het verlossingswerk van Christus niet in zijn gehele betekenis duidelijk te maken, zolang jullie niet in de geestelijke kennis binnengedrongen zijn. En daarom is de wil om af te wijzen vaak ook zo sterk, omdat de gedachte aan de verlossing niet verenigbaar is met het gevoel van vrijheid, dat sterk in de mens ontwikkeld is. Zodoende erkent hij de gebondenheid van zijn wil niet, zolang hem de kennis daarover ontbreekt. Bijgevolg erkent hij ook niet Degene, Die hem uit de gebondenheid verloste, omdat hij de gebonden toestand op aarde niet als kwelling ervaart, omdat hij toch de vrije wil heeft.

Hij weet niet, dat hij zich voor eeuwige tijden niet uit deze gebonden toestand zou kunnen bevrijden, als Jezus Christus het verlossingswerk door Zijn dood aan het kruis niet voor hem volbracht had. Hij kent de macht van het kwaad niet, die grote invloed op zijn wil heeft, zolang hij op aarde verblijft en dat hij, ondanks zijn vrije wil, aan deze invloed ten prooi valt, omdat hij zelf te zwak is om hier tegenstand aan te kunnen bieden. En hij kent het effect van de verschrikkelijke gevolgen van een falen van deze vrije wil niet. Hij weet niet dat de tegenstander hem weer gedurende eeuwigheden aan de ketting legt en dat hij in ondraaglijke kwellingen smachten moet in het hiernamaals, als hij moet boeten voor het vroegere onrecht ten opzichte van God, omdat hij de grootte van zijn schuld niet kent.

Maar Jezus Christus zag de grootte van deze schuld als mens in. Dat wil zeggen dat de mens Jezus door Zijn levenswandel in liefde binnengedrongen is in de diepste kennis van de oertoestand van al het wezenlijke. Van haar enorme misstap en diens effect. Dat Hij de zwakke wil van de mens herkende en diens gebrek aan verzet tegen de vijand van zijn ziel. En Hij wilde de mensen aan een sterke wil helpen, die tegen de verleidingen van de vijand standhoudt en de tijd van zijn gang over de aarde gebruiken kan voor het definitieve vrijkomen van hem en zijn macht, dat wil zeggen zijn invloed.

En om deze versterkte wilskracht voor de mensen te verwerven, gaf Hij Zijn leven aan het kruis. Zijn bloed was de koopsom, die de mens de verlossing zou moeten brengen uit de grootste nood, die Hij in zijn volmaaktheid wel overzag en daarom van ieder afzonderlijk af wilde wenden. Zijn enorme liefde wilde het leed van de niet verloste zielen in het hiernamaals verminderen, want Hij wist dat geen mens op aarde zich uit eigen kracht vrij zou kunnen maken van de vreselijke schuld, die het wezen op zich geladen had door zijn afval van God.

Het beseffen van deze schuld zette Zijn wil tot uiterste werkzaamheid aan en Hij volbracht een werk, dat een mens daarvoor nooit bereid was uit te voeren, omdat dit de diepste liefde vereiste en voor die tijd was er ook geen mens ooit in staat om dit uit te voeren, want dit verlossingswerk vereiste een enorme wilskracht, die de mens Jezus door Zijn werkzaam zijn in liefde en Zijn levenswandel tot de hoogste ontplooiing bracht.

En aan dit verlossingswerk moet de gehele mensheid deelhebben. Hij stierf niet slechts voor één generatie, maar voor alle mensen, die als niet verloste wezens de gang door het aardse leven moeten gaan om definitief vrij te komen. Maar de bereidwilligheid om zich te laten verlossen, moet eraan voorafgaan om ook aan de zegeningen van het verlossingswerk deelachtig te kunnen worden. De mens moet zowel het verlossingswerk alsook de goddelijke Verlosser Jezus Christus erkennen, als hij bij diegenen wil horen, van wie de vreselijke schuld tegenover God weggenomen wordt door Jezus Christus, Die Zichzelf als genoegdoening overgaf om de zondenschuld van alle wezens te verminderen en hun verlossing te brengen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling