Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2311

2311 Het woord van God – Daad van barmhartigheid van God

23 april 1942: Boek 32

Welke genadegave de mensen toegestuurd wordt met de overdracht van het goddelijke woord is moeilijk begrijpelijk voor hen te maken, want het woord is de verbinding tussen God en de mensen, die nog ver van hem af staan. Het woord is als het ware een tegemoetkomen door God aan de mensen, die nog geen aanstalten maken om tot Hem te komen. De mens, die het goddelijke woord opneemt, heeft weliswaar deze verbinding tot stand gebracht, maar het woord komt niet alleen maar voor hem naar de aarde, maar door hem tot alle mensen. Ook tot degenen, die vanuit zichzelf nog niet de nabijheid van God gezocht hebben. Dit is een daad van erbarmen, die voor de mensen onbegrijpelijk is.

De mens moet uit vrije wil en uit eigen beweging voor God kiezen en de vereniging met Hem nastreven. Maar zijn wil is heel zwak en het werkzaam zijn van de tegenstander is sterk en hij probeert de wil van de mensen voor zich te winnen. En de mens zou verloren zijn, als hem geen hulp gebracht zou worden door het woord van God. Alles wat hij uit eigen beweging verzuimt, wordt hem door het woord op het hart gedrukt. Hij wordt zeer nadrukkelijk gemaand om toch zijn wil actief te laten worden. Er wordt hem het belang van een juist gebruikte wil bekendgemaakt en hem wordt de weg, die hij op aarde moet gaan om uiteindelijk vrij te worden voor de eeuwigheid, helder uitgestippeld. De eindeloze liefde van God uit zich. Ze daalt zelf op aarde neer en verzamelt haar schaapjes.

Dit woord zou werkelijk niet nodig zijn, als de mensen zich uit eigen beweging tot liefde zouden willen vormen. Dan zouden ze ook zonder aanwijzing de juiste weg gaan. Ze zouden wetend worden en door het beoefenen van de liefde ook rechtstreeks de kracht van God ontvangen om hun levenswandel in een geestelijk streven te leiden. Maar de wil om in liefde werkzaam te zijn is heel zwak en daarom is ook de kennis minimaal. En krachteloosheid is het gevolg, omdat de kracht een schenking van God is, die de wil van de mens vereist. Alleen werkzaamheid in liefde uit eigen beweging en het in ontvangst nemen van het goddelijke woord laat de kracht uit God naar hem toestromen.

Maar om de opdracht op aarde overeenkomstig de wil van God te kunnen vervullen, heeft de mens de kracht uit God nodig. En daarom probeert God steeds weer deze kracht naar de mensen te leiden door Zijn woord en hen hierdoor tot werkzaamheid in liefde aan te sporen. Zonder deze voortdurende waarschuwingen zouden de mensen verloren zijn, want ze zijn nog te zeer aan de invloed van de tegenstander van God blootgesteld, wiens streven het is om hen geheel van God te weg te leiden.

En zo strijden twee machten tegen elkaar en proberen ze de zielen voor zich te winnen. Maar de wil van de mens is vrij en kan voor elke van deze machten kiezen en ze zouden onvermijdelijk aan de tegenstander van God vervallen, als God hen niet te hulp zou komen door Zijn woord, dat Hij steeds weer in liefde en een enorm grote barmhartigheid naar de aarde stuurt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling