Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2240
2240 Dienaar van God
21 februari 1942: Boek 31
Zodra de mens zich bereid verklaart deel te nemen aan de verlossing van onrijpe zielen, zet hij zijn wil in om werkzaam te zijn in dienst van de Heer. Hij biedt zich vrijwillig als hulpkracht aan Hem aan. Hij wil dat doen, wat God welgevallig is, namelijk God dienen. Dat wil zeggen zich in liefde om de zielen van zijn medemensen bekommeren, die nog in de toestand verkeren, dat ze ver van God verwijderd zijn, en hen naar Hem toe leiden. Deze werkzaamheid zal steeds Gods goedkeuring krijgen, want ze komt immers met het eigenlijke doel van het aardse leven overeen, dat in de verlossing van het worstelende, onvrije geestelijke bestaat.
Wie zichzelf voor dit verlossingswerk aan God ten dienste aanbiedt, is dus in waarheid Zijn dienaar, die zich aan de goddelijke wil onderwerpt en met Zijn hulp op aarde werkzaam is. Het is buitengewoon zegenrijk om in dienst van God te staan, want een dienaar van God stroomt onophoudelijk Zijn genade toe. God geeft hem in dezelfde mate de bekwaamheid, zoals de mens tot dienen bereid is.
God heeft een groot aantal arbeiders voor Zijn wijngaard nodig en waar een mens God in liefde toegenegen is, daar komt deze liefde tot uiting in het zich vrijwillig aanbieden om te arbeiden en God accepteert dit verzoek. Hij onderwijst hem van tevoren goed, zodat hij in staat is om het werk uit te voeren, dat God hem nu opdraagt.
Het contract met God sluit de mens alleen in het binnenste van het hart af. Hij biedt zich aan Hem aan, zonder beïnvloed te worden door de wereld en door de medemensen. Alleen zijn liefde voor God en de medemensen zet hem ertoe aan om zich aan God over te geven als Zijn Hem steeds ondergeschikte dienaar. En er is geen ceremonie en geen uiterlijk vertoon bij nodig, want alleen de wil van de mens om verlossend werkzaam te zijn en om God en de medemensen te dienen, is doorslaggevend.
Zodoende noemt de Heer hen Zijn dienaren. Hij bedenkt hen met Zijn woord. Hij onderwijst hen in de geest en Hij geeft hun kracht en genade, zodat ze nu ook hun taak uit kunnen oefenen en flinke arbeiders in Zijn wijngaard zijn. Hun is een grote taak opgelegd. Ze moeten de middelaars zijn tussen God en de mensen. Ze moeten in Zijn opdracht hun Zijn wil bekendmaken. Ze moeten de mensen erop wijzen dat ze alles te doen, wat God van hen verlangt, want enkel door het vervullen van de goddelijke wil komt de ziel van de mens vrij. Ze bevrijdt zich uit de ketenen van een macht, die hen gevangenhoudt. Ze wordt door de liefde voor God en de mensen, die Hem in de diepste liefde en deemoed dienen, van deze macht verlost.
Amen
Vertaald door Peter Schelling