Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2205

2205 Vragenbeantwoording door wetende wezens in het hiernamaals

7 januari 1942: Boek 31

Elke geestelijke gedachte brengt de verbinding met de wereld aan de overkant tot stand. Elke geestelijke gedachte is een uiting van kracht van de geestelijke vrienden, wier werkzaamheid erin bestaat om kracht te geven aan wezens, die krachteloos zijn. Want kennis is kracht en de wezens in het hiernamaals, die kennis hebben, willen deze kennis in de vorm van gedachten ook op de mensen overdragen, hun dus antwoord geven op vragen, die ze via de gedachten op wetende krachten richten, ofschoon ze hier ook niet bewust om verzoeken.

De mens stelt onbewust vragen, zodra hij over iets nadenkt, waar hij geen kennis van heeft. Als hij nu een tijd bij een vraag stil blijft staan, komen de wetende krachten in actie. Ze fluisteren de mens via de gedachten het antwoord in. Dat wil zeggen dat gedachten op de mens toespringen en omdat hij over het wezen van de gedachten nog niet geïnformeerd is, ziet hij zichzelf als de schepper van deze gedachten en het resultaat als het product van zijn eigen verstand. Nochtans bouwt hij op deze gedachten verder. Zodoende blijft hij met de gevende wezens in het hiernamaals in verbinding. Hij wordt door hen onderwezen, terwijl hij gelooft het vraagstuk, dat hem aanleiding tot deze vraag gaf, verstandsmatig opgelost te hebben.

Wat de gedachte echt is, kan de mens niet zo begrijpelijk verklaard worden en daarom stuiten juist deze bekendmakingen vaak op weerstand. Het ontstaan van het werk wordt aan het eigen denken toegeschreven en daarom wordt ook aan de geloofwaardigheid getwijfeld van dat, wat boven elke twijfel verheven is. En pas wanneer het de mens duidelijk wordt wat betreft de gedachten, kent hij een diepere waarde aan deze boodschappen toe.

En toch zal de mens de krachtschenking zelf gewaar kunnen worden, want als hem gedachten die met de waarheid overeenstemmen, toegestuurd worden, ervaart zijn ziel dit als weldadig en dit spoort zijn wil aan om de medemensen het resultaat van zijn denken mede te delen en zodoende werkt de mens nu eveneens als schenker van kracht, doordat hij de kennis doorgeeft, dat in wezen eigenlijk kracht uit God is.

Kracht spoort tot activiteit aan. Bijgevolg zal niemand die kracht ontvangt, inactief kunnen zijn. Elke gedachte, die uit het geestelijke rijk aan de mensen gegeven wordt, zal de mens ertoe brengen om daarover te spreken. En zo stelt de mens zich onbewust in dienst van het rijpe geestelijke, doordat hij aan de verspreiding van dat bijdraagt, wat wetende krachten hem overgedragen hebben. Derhalve staat de aardse wereld voortdurend met de geestelijke wereld in verbinding, want deze laatste grijpt elke gedachte vast en probeert deze te beantwoorden, zodra de vragende langere tijd bij zijn vraag stil blijft staan.

Amen

Vertaald door Peter Schelling