Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2185
2185 Rechtvaardig denken – Opvoedingsmiddel daarvoor
14 december 1941: Boek 31
Een duidelijk gevoel voor wat betreft recht en rechtvaardigheid kenmerkt de mensen, die God nog in het hart dragen. Ze verafschuwen het kwaad en lijden onder de liefdeloosheid van de mensen onder elkaar. Het werkzaam zijn van de duivel is hieraan te herkennen, dat maar weinigen rechtvaardig denken. Dat elke boze daad door de anderen goedgekeurd wordt, zodra ze daar aards voordeel uit halen.
En daarom kan God zulke daden niet ongestraft laten en moeten ook die mensen lijden, die daar hun goedkeuring aan geven, ofschoon ze de slechte daden niet zelf begaan. Want de wil is al zondig, als die zich naar liefdeloosheid toekeert. En deze zondige wil heeft groot leed tot gevolg, want de mensen moeten zelf gewaarworden, wat ze hun medemensen aandoen. Elke boze gedachte is een erkennen van de boze macht. En zo’n liefdeloos geworden mensheid voert nog de wil uit van degene, die tegen de liefde strijdt.
Als de mensheid zich aan zijn macht wil ontrukken, dan moet ze eerst het onrecht herkennen en dit zal ze pas wanneer ze zelf getroffen wordt, dus lijdt. En zo neemt God hun in hun leven af, zoals ze in het leven van hun medemensen van hen afnemen. God vernietigt, wat hen lief is, zoals zij voor het vernietigen van dat, wat het eigendom van de medemensen is, niet terugschrikken. God laat hen door ziekte en ellende gaan, omdat ze geen mededogen met hun medemensen in hun lijden en ellende hebben.
Maar Hij wil hen niet alleen straffen, maar hen naar het juiste denken leiden. Hij wil dat ze hun onrecht beseffen en proberen goed te maken, waar ze de schuld van hebben. Hij wil hen tot liefde opvoeden. Hij wil dat ze elkaar helpen en elkaar bijstaan in hun nood. Hij wil hun hart bekwaam maken om lief te hebben, opdat ze zich volgens Zijn wil kunnen ontwikkelen. Want mensen, die in de liefdeloosheid volharden, zullen voor wat het lichaam en de ziel betreft ten onder gaan.
En ofschoon een geheel volk in het gevaar verkeert, zal God dit volk redden, doordat Hij Zich tegen de boze macht verzet, dus een einde maakt aan het werkzaam zijn van de slechte krachten, doordat Hijzelf hen een halt toeroept door Zijn ingrijpen, die groot leed beëindigt, zoals die echter ook smartelijk leed over de mensen brengt, die God niet herkend hebben.
Amen
Vertaald door Peter Schelling