Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2179
2179 De gevolgen van een slechte daad kunnen door God veranderd worden
8 december 1941: Boek 31
De duivel probeert invloed te krijgen op zielen, die wankelmoedig zijn. Hij probeert de zwakte van de wil te gebruiken en zich van die wil te bemachtigen en het vereist dan een groot vermogen om weerstand te bieden om niet aan de verleidingen te bezwijken. Maar God ziet het strijden van het hart en Hij bestrijdt de krachten van de onderwereld, als de mens dreigt het onderspit te delven en goede krachten staan de mens ter zijde, die hem beschermen tegen de boze macht.
Daarom moet de mens zich gelovig aan deze goede krachten overgeven en nooit geloven, dat de liefde van God minder wordt en dat de mens hulpeloos aan de boze krachten uitgeleverd wordt. Er kan niets gebeuren, als God daar Zijn toestemming niet voor geeft. En Zijn wil draait elk gebeuren zo, dat het zijn doel vervult voor het zielenheil van de mens. Zijn wil hindert of steunt het effect van elke daad, die de menselijke wil uitvoert en daarom moet de mens berustend over zich laten komen, wat de goddelijke wil toelaat.
Hoe geloviger en voller van vertrouwen de mens is, des te minder beroert elk gebeuren hem, want waar de wil van de mens slechte daden verricht, daar kan de goddelijke wil deze daden toch tot zegen laten worden voor het zielenheil van de mens. Leed kan enorm veel aan de verlossing bijdragen, als het geloof verdiept wordt en de mens aanzet tot een innig gebed, want alles, wat de innige vereniging met God tot gevolg heeft, is een middel om de mens vrij te maken van zijn gebondenheid.
De mens herkent vaak de liefde van God niet. Hij ziet alleen maar de nood en het leed en toch zijn dit de middelen, die Hij gebruikt om de harten van de mensen te winnen. Hoe inniger deze zich nu bij Hem aansluiten, des te meer kan Hij hen bedenken met Zijn genade en de weg omhoog voor hen vergemakkelijken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling