Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2161

2161 Betekenis van de schenking van het goddelijke woord – Elementen

22 november 1941: Boek 31

Achteloos gaan de mensen aan het goddelijke woord voorbij en daarom gaan ze krachteloos over de aarde. Maar zonder overdracht van kracht bereiken ze het doel niet. En steeds weer komt God hen met Zijn liefde tegemoet en biedt hun het kostbaarste aan, Zijn woord, dat de weg naar boven voor hen gemakkelijker moet maken. Dat hun kracht toevoert en hen in staat zal stellen om volgens de wil van God te leven.

Wat de schenking van het goddelijke woord voor de mensen betekent, kunnen ze niet in zijn volle omvang beseffen. Dat God Zelf met de mensen spreekt. Met de wezens, die zich oorspronkelijk van Hem afgewend hebben. Die door een verkeerde wil en hoogmoedig tegen Hem in opstand kwamen. Dat Hij hun Zijn liefde schenkt en het voor hen gemakkelijk wil maken om hun vroegere zonde goed te maken. Dat Hij hun de weg van de terugkeer naar de Vader toont en hun Zijn wil bekendmaakt. Dat Hij hun genade en kracht belooft, als ze deze wil van Hem vervullen, liefde oefenen en om Zijn kracht vragen. Hij maakt Zichzelf aan de mensen bekend. Zijn liefde, kracht en genade komen tot uiting, doordat Hij in het woord naar de mensen afdaalt.

En achteloos gaan de mensen aan deze genadeschenking voorbij. Ze herkennen de liefde van God niet. Ze herkennen Zijn werkzaam zijn niet en wijzen zo de toevoer van kracht af, die onvergelijkbaar waardevol en door niets te vervangen is. Gods liefde en geduld zijn eindeloos. Steeds weer probeert Hij de mensen het heil te brengen. Steeds weer komt Hij hen nabij en verlangt naar toegang tot hun harten. Vol van liefde en mildheid spreekt Hij tot hen door de stem van het hart. Hij spreekt tot hen door de mond van bereidwillige dienaren. Hij spreekt tot hen door leed en aardse nood.

En de mensen luisteren niet. Ze sluiten hun harten en oren af en gaan verder op de weg, die hen op een dwaalspoor brengt. De stem van het hart klinkt steeds zachter, tot ze uiteindelijk niet meer gehoord wordt. Want om Gods stem te horen, moet de mens bereidwillig zijn, maar de wil tot God ontbreekt hem.

En dat is de tijd, waarin God Zijn stem zal verheffen, zodat elk mens deze horen moet. Waar de mensheid wakker geschud moet worden, als ze geen acht meer slaat op de zachte, waarschuwende stem van God. Want God wil de mensen niet verloren laten gaan, omdat ze Zijn schepselen zijn, die uit Zijn liefde voortgekomen zijn en Zijn geest in zich dragen. Hij wil hen niet aan de tegenstander overgeven, opdat ze niet voor eeuwig verloren gaan. Opdat ze niet aan de eeuwige dood vervallen. Zijn liefde en Zijn barmhartigheid voor de mensheid kent geen grenzen en waar geen aandacht geschonken wordt aan Zijn zacht uitgesproken woord, daar zal Zijn stem luid en duidelijk klinken, zodat degenen, die geen aandacht voor Hem hebben, beginnen te sidderen.

En wat God door Zijn woord bekend gemaakt heeft, zal vervuld worden. Want Gods woord is waarheid. Het is onveranderlijk. En zodoende komt de tijd, waarin God Zich vol macht en kracht openbaart in het razen van de elementen. Dat de krachten van de natuur actief beginnen te worden. Dat ze op zo’n manier getuigenis afleggen van de wil van God, dat er acht op Hem geslagen moet worden. En degenen, die Zijn woord niet wilden horen, zullen nu de stem van God horen en er zich niet meer voor af kunnen sluiten. Het zal een tijd zijn van verschrikkingen en nood, maar ze is onafwendbaar, als de mensen niet de zichtbare ondergang tegemoet mogen gaan. Want ze slaan geen acht op de waarschuwingen van God en dagen de strengheid van God uit, waar Zijn liefde afgewezen werd.

Amen

Vertaald door Peter Schelling