Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1881

1881 Ontbrekende besluitvaardigheid – Een beroep doen op goede krachten

9 april 1941: Boek 28

Het geringste verzoek aan goede krachten bevordert de besluitvaardigheid, want deze helpen de mensen in alle levenssituaties, als er een beroep op hen gedaan wordt om hulp. Want het is hun taak om kracht te geven aan het wezen, dat deze kracht nodig heeft, maar er is toestemming van het wezen voor nodig, deze moet de kracht willen ontvangen. En daarom kunnen degenen die de kracht schenken, niet zonder verzoek werkzaam zijn, omdat anders de toegenomen werkzaamheid van de mens, die een gevolg van deze toevoer van kracht zou zijn, niet in vrije wil verricht zou worden.

Het verzoek om de krachtuitstraling uit God door deze wezens moet steeds opnieuw weer gedaan worden, zolang het wezen nog niet met God verenigd is, dus om zelf rechtstreeks licht en kracht te kunnen ontvangen. Maar de wil van God plaatst hem in die situatie, dat hij overvloedig bedacht kan worden door wezens, die bereidwillig zijn om te geven en die in de liefde staan. Maar omdat de mens deze hulp altijd ter beschikking staat, moet hij deze voortdurend gebruiken, doordat hij zijn wil alleen maar werkzaam laat worden in een stille vraag om kracht.

Dit is voor elk mens uitvoerbaar, ook wanneer zijn wil zwak is en de besluitvaardigheid zal onmiddellijk merkbaar toenemen. De willoosheid zal uit de weg geruimd worden en de mens zal in een toestand komen, waarin hij makkelijker dat overwint, wat hem voorheen moeilijkheden bezorgde.

Amen

Vertaald door Peter Schelling