Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1866

1866 Aardse macht en maatregelen – Goddelijke bescherming – Vast geloof

28 maart 1941: Boek 28

De mensen hechten te veel betekenis aan maatregelen, die van aardse zijde getroffen worden en ze denken er daarbij niet aan, dat het toch van de wil van God afhankelijk is, of deze maatregelen doorgevoerd kunnen worden. God zal wel met de vrije wil van de mens rekening houden en niet steeds ingrijpen in menselijke bepalingen, die niet met Zijn wil overeenstemmen, maar het ligt in Zijn macht om te vernietigen, wat de mens liet ontstaan. Maar de mens zelf kan niets doen om zijn lot veilig te stellen, ofschoon hij alles in acht neemt, wat van menselijke zijde van hem geëist wordt.

Als hij echter eerst aan de eisen van God voldoet, dan heeft hij het niet nodig om grote waarde toe te kennen aan de aardse bepalingen. Hij zal dan van God uit al zo geleid worden, dat hij niet in strijd met aardse wetten en de aardse macht handelt of Hij zal hem voor de ergste effecten van een onbewuste overtreding weten te beschermen. En daarom moet de mens niet bezorgd zijn om zijn aards lot, zolang hij bereidwillig is om de hoogste Heer en Regent gehoorzaam te zijn, want dan laat Deze hem Zijn bescherming ten deel vallen, als het nuttig voor hem is.

Maar omgekeerd baten alle voorzorgsmaatregelen niet, want de aardse macht kan de mens niet beschermen tegen goddelijke besluiten, die elke menselijke voorzorgsmaatregel teniet kunnen doen. Zich in tijden van nood vol vertrouwen aan God overgeven, is de enige zekerheid tegen onheil, dat van buiten op de mensen afkomt.

In een schijnbaar veilige levenssituatie ligt nog niet de garantie voor werkelijke bescherming in tijden van nood en ellende, die God Zelf over de mensen laat komen. Want aan zulke zendingen van boven zijn alle mensen blootgesteld, ofschoon ze aards nog zo gunstig door het lot bedacht zijn. En daarom zullen er voor elk mens momenten komen, waar de eigen kracht en macht niet voldoende meer is. Waar de mens zijn toevlucht moet nemen tot het gebed, waar noch de medemensen kunnen helpen, noch hij zichzelf kan bevrijden. Waar er maar één weg is, die uit de chaos wegleidt, de weg naar God Zelf.

Maar deze weg zal nooit vergeefs betreden worden, want God is steeds tot hulp bereid. Derhalve zal enkel de mens, die in het volle geloof de hemelse Vader om hulp smeekt, het recht hebben om een gemakkelijk aards leven te leiden. God vervult dit gebed, zodra het uit een diepgelovig hart opstijgt en het mensenkind God zijn nood toevertrouwt.

Daarentegen zal de mens, die enkel een aardse macht erkent, maar niet een wezen dat het nog nooit gezien heeft, onvermijdelijk in uiterste nood geraken. De aardse macht zal nu falen en geestelijke wezens, beschermengelen en dienaren van God ontfermen zich over allen, die alles gelaten over zich heen laten komen en enkel een stille smeekbede omhoog sturen, in het vaste geloof deze niet tevergeefs naar boven te sturen. Dit vaste geloof levert de mens daadwerkelijk vervulling op, terwijl de smeekbede tot de aardse macht zonder gehoord te worden, wegsterft. En ofschoon de mens een bepaalde rang en aanzien heeft, is dat alleen maar uiterlijke schijn, die echter geen diepere betekenis heeft.

En zo hoeft de mens geen enkele vrees te voelen, zolang hij in God leeft, zich als Zijn kind beschouwt en zich inspant om overeenkomstig Zijn wil te leven. Hij zal nergens van op hoeven te schrikken, want in alle levenssituaties zal de Vader in de hemel voelbaar bij die mens zijn, die God innig liefheeft. Wat er ook van buiten op u af mag komen, u moet noch morren, noch vrezen voor uw lot. God laat allen, die steeds enkel Hem voor ogen en in het hart dragen, hulp ten deel vallen.

De mensen zullen nog voor de grote beslissing gesteld worden om voor Hem of voor de vertegenwoordiger van de aardse macht te kiezen. De aardse macht is volledig krachteloos, terwijl de macht van God alles tot stand brengt en iedereen die daarin gelooft, uit zijn nood kan en zal redden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling