Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1847

1847 Werkzaamheid in liefde – Weg omhoog

14 maart 1941: Boek 28

De innerlijke drang om een ​​goede daad te verrichten, mag nooit onopgemerkt blijven. Het is de goddelijke stem, die de mens daartoe aanmaant. Het is de zachte aanmaning ter vergroting van de rijpheid van de ziel en steeds zal deze bevorderd worden, wanneer de mens doet wat de innerlijke stem hem aanraadt. Wanneer de mens met open ogen om zich heen kijkt, ziet hij talloze gelegenheden om in liefde werkzaam te kunnen zijn. Hij moet er alleen niet aan voorbijgaan. Niet alleen aan zijn eigen welzijn denken en de medemens alleen laten in zijn nood.

De mens kan altijd helpend werkzaam zijn en het zal hem daartoe nooit aan kracht ontbreken, als zijn wil maar goed is en hij in de liefde staat. Pas dan vervult de mens het doel van zijn aardse leven en ontwikkelt hij zichzelf en zijn ziel op een positieve manier. De weg omhoog wil met stenen van liefde geplaveid worden. Dan zal hij steeds begaanbaar zijn.

Elke goede daad heeft weer vele andere tot gevolg, want liefde wekt wederliefde op en waar de mensen elkaar met hulp bij zouden willen staan, zou de liefde en dus God Zelf waarlijk onder hen zijn. De mensheid zou dan alleen maar goed kunnen zijn, omdat ze met God en God met haar gaat. De liefde verlost en maakt de mensen vrij van de hen onderdrukkende macht en daarom moet de liefde steeds de drijvende kracht van al het handelen en denken zijn. Wie zijn medemensen een hart vol liefde schenkt, die zal ook onophoudelijk in liefde actief zijn. Hij zal proberen het leed te verminderen. Hij zal daadkrachtige hulp verlenen. Hij zal al het zware helpen dragen en zijn omgeving steeds tot zegen zijn.

De wereld is een dal van lijden. Dat moet ze ook zijn, als de mens daardoor toch gelegenheid gegeven moet worden om zich dienend te ontwikkelen. Alleen dan leeft hij zijn leven bewust. Dat wil zeggen dat hij zijn levenstaak beseft, die alleen door een voortdurend dienen in liefde vervuld wordt. En alleen dan bereikt hij de rijpheid van de ziel, die de voorwaarde is voor het binnengaan in een hiernamaals, dat gevuld is met licht, want alleen door dienen in liefde verdwijnen de afvalstoffen. De ziel komt vrij en ze kan nu de weg omhoog onbelemmerd afleggen. Ze komt steeds dichter bij haar eigenlijke bestemming. Ze wordt zelf liefde en dringt dat tegemoet, wat eveneens liefde is. Ze heeft de stem van God in zich laten spreken, hier gevolg aan gegeven en is daardoor in de nauwste verbinding getreden met Degene, Die Zelf liefde is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling