Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1843

1843 Onbegrip – Ongebruikte genade

9 maart 1941: Boek 28

De mensen hebben maar weinig begrip voor een gebeurtenis, die van de grootste betekenis is, wanneer ze zich de resultaten van een verbinding via de gedachten met het hiernamaals niet ten nutte maken. Het is buitengewoon waardevol voor een mens om in de wil van God onderwezen te worden door geestelijk wetende krachten in het hiernamaals. En het is een onverdiende genadegave, wanneer deze onderrichtingen ook door de medemensen in ontvangst genomen mogen worden, hen dus in zekere zin hetzelfde ter beschikking staat als een zich aan God overgevend mensenkind. Elk mens kan zodoende deelhebben aan deze onverdiende genadegave.

Er wordt echter nauwelijks notie van genomen en dat bewijst dat de gebeurtenis hen helemaal niet buitengewoon lijkt. Maar aan de andere kant kan weer niets ongewoons heel zichtbaar op de mensen overgedragen worden, als deze niet in een geloofsdwang gedrongen mogen worden. En door een te zwak geloof beroven mensen zichzelf van een genade, die hen de grootste rijpheid van de ziel op zou kunnen leveren, als deze gebruikt zou worden.

Als de mens het goddelijke werkzaam zijn erkent, dan spant hij zich ook met volle overtuiging in en dan stroomt de genade van God naar hem toe. Maar degenen, die geen acht slaan op de zendingen van boven, dat wil zeggen degenen, die zich de inhoud niet eigen maken, zal de goddelijke kracht maar beperkt toevloeien. En hun denken zal verward zijn, want ze baseren zich op het oordeel van welbespraakte mensen, die uit verwaandheid afwijzen, omdat ze niet kunnen en willen begrijpen, dat ze niet zelf een opdracht toegewezen hebben gekregen, omdat hun rijpheidsgraad hen hoger lijkt, dan wel dat ze een hogere rijpheidsgraad voor willen wenden.

Daarom moeten de mensen proberen aan elkaar door te geven, opdat de genade van God goed gebruikt wordt. En de medemensen moet steeds weer de soort en de manier van het doorgeven verteld worden. Hun moet de eigen passiviteit geschilderd worden en ook de onwetendheid, die aan dit besef voorafgegaan is.

Want pas als ze ervan overtuigd zijn, dat zich hier een geheimzinnige gebeurtenis afspeelt, die aards niet op te lossen is, zijn ze geneigd om zich met de inhoud ervan vertrouwd te maken en dan is er vrij spel, want ze kunnen niets tegen de inhoud inbrengen. Ze vinden de weg in hun gedachten en ze beginnen nu over sommige dingen na te denken of ze stellen vragen, waardoor ze nu naar onderrichtingen via de gedachten verlangen en dus zelf in verbinding met de wetende krachten treden en dit is het eigenlijke doel. Dat de wetende wezens in het hiernamaals toegang vinden tot de mensen en hun eigenlijke opdracht nu aan hen uit kunnen voeren. Dat ze hen via de gedachten onderwijzen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling