Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1822

1822 Het proces van de lichtuitstraling

20 februari 1941: Boek 27

Het proces van de lichtuitstraling is te vergelijken met een voortdurend werkzaam zijn in liefde. Dat valt in dit opzicht niet goed te begrijpen, omdat de lichtstralen zichtbaar zijn, zich dus als iets bestaands niet laten ontkennen, ofschoon het geen scheppingswerk is, dat ruimte nodig heeft, maar dat een werkzaam zijn in liefde een daad is, die als product een nieuwe vorm tot resultaat zou moeten hebben.

Maar het licht is meer als een proces, dan als een vorm te beschouwen, want het is niet tastbaar, maar wel waarneembaar. De mens zou daar ook geen vorm van kunnen maken en dit is weer een bewijs, dat het licht een kracht uit het bovenaardse rijk is, want alles wat aards is, laat zich tot vorm maken, indien de menselijke wil serieus werkzaam is.

Maar om de lichtstralen op één of andere manier te vormen, moeten de geestelijke wezens die deze taak hebben, een bepaalde staat van rijpheid hebben. Deze wezens moeten volledig onafhankelijk zijn van de aarde en haar wetten. Ze moeten besloten hebben tot een werkzaam zijn, dat diepe liefde vereist. Ze moeten tot een voortdurend geven bereid zijn en vanuit een kracht willen geven, die hen eveneens toestroomt.

Deze kracht gaat van God uit, is dientengevolge geestelijke substantie, die op zichzelf stralend is, omdat alles wat van God komt, een onvoorstelbare lichtintensiteit bezit. Want God Zelf is het licht. Zodoende is elke zonnestraal eerst de kracht uit God, die door talloze wezens die weer hun missie vervullen, doordat ze als dragers van goddelijke kracht fungeren, naar de aarde geleid wordt.

Maar ten tweede zijn de zonnestralen het bewijs van een onvermoeibaar actief zijn van deze wezens. Ze zijn in zekere zin een reservoir, waaruit onophoudelijk alles in de schepping gevoed wordt. Hier is een proces gaande, dat pas dan begrijpelijk is, wanneer beseft wordt dat zonder dit doorgeven van de kracht uit God de schepping zou moeten vergaan. Ze is zodoende afhankelijk van de activiteit van deze wezens, die onophoudelijk deze krachtoverdracht, het doorgeven aan alles, wat deze kracht uit God nodig heeft, tot taak hebben. Dat het dus een hoge graad van liefde vereist om voortdurend te geven, wat deze wezens zelf ontvangen.

Deze missie is een werkzaam zijn in liefde van het volmaakte wezen voor het nog onvolmaakt wezenlijke, dat in de schepping gebonden is en de krachttoevoer uit God nodig heeft, die het uit de vorm bevrijde geestelijke in overvloed ontvangt en op grond van zijn liefde voor het niet-verloste voortdurend deze kracht geeft.

Dit is de zuiver geestelijke verklaring van een proces, dat aards nog niet opgehelderd is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling