Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1803

1803 Verbindingen van de aarde naar het hiernamaals in de staat van rijpheid

6 februari 1941: Boek 27

Er mag geen onduidelijkheid over bestaan, dat alleen maar de geestelijk gevorderde mens de verbinding met krachten in het hiernamaals tot stand kan brengen, met als resultaat dat hem de goddelijke wijsheid en een onbeperkte kennis gegeven wordt. Als de verbindingen met het hiernamaals zonder de noodzakelijke geestelijke rijpheid tot stand gebracht worden, dan worden zulke gelegenheden door eveneens onrijpe wezens in het hiernamaals benut en het resultaat is een bewuste en onbewuste misleiding door slechte en onwetende krachten. Voor zulke verbindingen moet alleen maar gewaarschuwd worden, want ze brengen noch de mensen, noch de wezens in het hiernamaals geestelijke vooruitgang, maar ze zijn een groot gevaar voor hen.

De mensen mogen altijd goede geestelijke krachten aanroepen voor bescherming, voor hulp en ook voor onderricht via de gedachten. En ze zullen ook steeds voor de mensenkinderen klaar staan. Maar dan is de stille roep in de gedachten ook voldoende.

Maar als de mens een duidelijke verbinding tot stand probeert te brengen met de verwachting dat de krachten in het hiernamaals zich herkenbaar uiten, dan is een zekere geestelijke rijpheid een voorwaarde, zodat wetende krachten zich nu bekendmaken en deze krachten, die door het naar wijsheid hongerende mensenkind verlangd en aangeroepen werden, zullen zich uiten.

Geestelijk onrijpe mensen hebben geen verlangen naar de zuivere waarheid, maar ze zoeken slechts opheldering over aardse vragen en hun gehele kennisbegeerte bestaat slechts daarin, dat ze zo veel mogelijk over het aardse leven, over de toekomst en over aardse successen te weten komen. En zodoende wordt door eveneens aardsgezinde wezens in het hiernamaals aan zulke wensen voldaan.

Maar begrijpelijkerwijs kunnen zulke mededelingen geen succes opleveren voor de ziel en daarom zouden ze beter achterwege kunnen blijven, wanneer ze mensen niet aansporen tot nadenken over het voortleven na de dood en de eigenlijke opdracht gedurende het aardse bestaan. Dan kunnen ook zulke verbindingen een voordeel voor de ziel betekenen, vooropgesteld dat de mens zulke gedachten niet gelijk verwerpt, maar ze er nu aanleiding voor zijn dat de mens in zichzelf keert en zijn leven nu overeenkomstig verandert. Zo’n lichtzinnig tot stand gebrachte verbinding heeft dan zegen gebracht, als de mens dan ernstig de geestelijke verbinding tot stand brengt met de goede, wetende krachten, omdat hij nu in hen gelooft en hen nu in het volste geloof in hun werkzaam zijn aanroept.

Amen

Vertaald door Peter Schelling