Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1787

1787 Innerlijk verzet tegen God – Heimelijke tegenstand

26 januari 1941: Boek 27

Het onvermogen om geestelijke resultaten te beoordelen, is weer een gevolg van het innerlijke verzet tegen God. Een mens hoeft absoluut geen openbare loochenaar van God te zijn en toch kan zijn innerlijk gevoel ingaan tegen alles, wat hem tot geloven in Hem maant.

Dan is zijn ziel nog ver van God verwijderd, dus ze draagt nog de heimelijke weerstand in zich, ofschoon ze de belichaming op aarde aanging met de wil zich van elke vorm vrij te maken. Deze ziel wordt nog te zeer door de duivel overheerst. Door haar grootste vijand, die het wezen weer terug zou willen winnen voor zijn rijk. Hij laat de ziel als het ware in opstand komen tegen al het goddelijke. Hij brengt er de begoochelingen van het aardse leven tegenin en hij probeert de gang over de aarde als het laatste stadium van het bestaan voor te stellen.

En nu wil de ziel alles ten volle benutten voor het aardse genot. Maar het godsbesef kan alleen maar verkregen worden door de aardse genietingen op de achtergrond te zetten. De mens moet dat laatste verachten en hij mag geen slaaf worden van dat, wat deel is van de tegenstander van God. Hij moet zich los kunnen maken van alles wat hij liefheeft en dit bereidwillig aan zijn medemensen bekendmaken, als het dezen aan deze kennis ontbreekt. Pas dan wordt de invloed van het kwaad minder en dus ook de afkeer van het goddelijke.

Een openlijke loochenaar van God kan gemakkelijker bestreden worden, doordat er openlijk gesproken kan worden over iets, dat hij afwijst. Maar degenen die de afwijzing niet openlijk laten zien, maar deze des te hardnekkiger in het hart dragen, zijn moeilijk te onderrichten, want ze zullen er maar weinig op in gaan. Ze zullen zich daar noch beamend, noch afwijzend over uiten. Ze zullen er ook, omdat ze onder slechte invloed staan, weinig over nadenken.

En ter wille van zulke mensen uit God Zich hoorbaar, zij het ook op een manier, die hen weinig bevalt. Een natuurgebeuren geeft vaak ook wereldsgezinde mensen aanleiding tot nadenken. Ze beginnen zich dan soms het eindresultaat van hun levenswandel voor ogen te houden en de volgende vraag stijgt dan in hen op: Waarvoor bestaat alles? Er bestaat niets zonder doel. Wat is het doel van het aardse leven?

En dan kan er een verandering van het denken beginnen, omdat tegelijkertijd de geneigdheid naar aardse goederen zwakker geworden is door het besef van de vergankelijkheid hiervan. Het vernietigingswerk heeft hen dit besef opgeleverd. Want Gods liefde probeert al Zijn schepselen voor Zich en Zijn rijk te winnen en wie de liefde van God niet aan een zorgeloos aards bestaan herkent, die moet nood en zorgen ervaren, om juist hierdoor te gaan beseffen, wat hij verzuimd heeft. Hij moet zichzelf en zijn denken veranderen. Hij moet liefde worden om de hoogste liefde te kunnen herkennen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling