Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1773

1773 Positieve en negatieve krachten

11 januari 1941: Boek 27

Onder de invloed van positieve krachten moet de ontwikkeling van al het wezenlijke een opwaarts streven hebben, want toestromende kracht moet dat, wat is, naar de volmaaktheid leiden. En zo is de ontwikkelingsgang van het wezen steeds gegarandeerd, voor zover geestelijke rijpe krachten zich om hem bekommeren, terwijl al het onrijpe geestelijke de ontwikkelingsgang op negatieve wijze beïnvloedt, omdat het wezen zich dan afscheidt van de krachtbron en in zichzelf zwakker wordt, dus achteruitgaat.

Want nu vindt er een scheiding plaats, doordat de geestelijke substantie zich weer verbindt met dat, wat voorheen al zijn verblijfplaats geweest is. Met de materie, die het veiligste middel van de geestelijk onrijpe wezens is. En deze verbinding moet onvermijdelijk het scheiden van de geestelijke wereld betekenen, want beide tegelijkertijd kan niet. Het ene moet altijd ten koste van het andere gaan.

Wanneer nu dus goede geestelijke kracht de toegang ontzegd wordt, bestaat er ook geen mogelijkheid om tot de hoogte te geraken, want dan nemen de vijandelijke krachten het wezen onmiddellijk in bezit en trekken het naar beneden tot binnen hun bereik. Zoals andersom het wezen ongelooflijk snel tot de hoogte geraakt, wanneer deze krachten geen macht gegeven wordt, maar er daarentegen naar goede geestelijke krachten verlangd wordt en het dus ook ontvangen zal.

Elke goede gedachte, elke daad van liefde, elk vroom gebed en de op God gerichte wil zijn verzoeken van de goede geestelijke kracht. Deze veroorzaken zodoende ook al de effecten hiervan en hebben zo onvermijdelijk al de opwaartse ontwikkeling van het wezen tot gevolg.

Het verlangen naar aardse goederen, aardse vreugden, zelfzucht of liefdeloosheid daarentegen is onmiskenbaar het werkzaam zijn van slechte krachten. Het kan nooit tot de hoogte, maar wel naar de afgrond leiden, omdat ze geen opbouwende, maar een verwoestende invloed hebben op al het wezenlijke en dus voor dit geestelijke alleen maar een achteruitgang kan betekenen.

En daar komt uit voort dat al het goede het geestelijke in zichzelf doet toenemen, maar dat al het slechte verwoestend werkt. En verder komt eruit voort, dat elk geestelijk streven succes moet hebben, omdat het goede geestelijke daar als het ware door wordt aangetrokken en nu juist ook een toename hiervan plaats moet hebben, wat in zichzelf geestelijke substantie is. Want het goede streeft ernaar zich met elkaar te verbinden, zoals ook het slechte probeert zich met elkaar te verbinden, maar beide wegen zullen geheel tegengesteld aan elkaar zijn, dus tot de hoogste hoogte of tot de diepste diepte moeten leiden, al naar gelang de goede of de slechte krachten de toegang toegestaan wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling