Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1763

1763 In alle eenvoud verlangen naar de goddelijke geest

3 januari 1941: Boek 27

(1 Kor. 1, 19-21)

In alle eenvoud naar de goddelijke geest verlangen, levert grotere successen op dan wetenschappelijke studie zonder het juiste geloof. In een tijd van onderzoek op ieder gebied zal degene, die wetenschappelijk gevormd is en over een grote kennis beschikt, die hij zich via de weg van studie volgens een bepaald systeem eigen gemaakt heeft, voor de wereld in een hoog aanzien staan. Hoe ijveriger hij zijn doel nastreeft om dat in zich op te nemen, wat aan geestelijk goed beschikbaar is, des te wijzer gelooft de mens te zijn.

En toch kan een mensenkind, dat zich in diep geloof tot God Zelf wendt om door Hem onderwezen te worden, in wijsheid superieur aan hem zijn. Omdat deze elke verstandsmatige onderzoeker ver in wijsheid zal overtreffen. Er zijn vraagstukken die met het verstand alleen niet opgelost kunnen worden en toch ook oplosbaar zijn, als God Zelf om de oplossing hiervan gevraagd wordt. En daar hoort alleen maar de deemoedige onderwerping van een mens aan Hem bij en de vertrouwensvolle vraag om opheldering, want deze vraagt om het werkzaam zijn van de geest en de geest uit God leidt hem naar de waarheid.

En net zo zal een gelovig mens, die de waarheid verstandsmatig probeert te doorgronden, het duidelijk herkennen wanneer al bestaande verklaringen verkeerd zijn. Het diepe geloof zal een betere leermeester zijn dan aardse onderwijzers, bij wie het aan geloof ontbreekt. Daarom kunnen de aardse resultaten van het wereldse onderzoek de waarheid naderen, als zulke wel verstandsmatig, maar in het diepe geloof behaald worden. Want de goddelijke geestelijke kracht heeft zulke onderzoekers eveneens geholpen en hen naar het juiste denken geleid.

Maar werelds onderzoek kan geheel gemeden worden, als de mens zich in alle eenvoud, dat wil zeggen op de meeste eenvoudige, ongekunstelde manier, met God verbindt, Die Zelf de eeuwige waarheid is. Diens geloof stelt hem in staat tot het in ontvangst nemen van het goddelijke woord en bijgevolg is God Zelf de leermeester van een gelovig mensenkind en Hij geeft hem meer aan wijsheid dan een aardse onderwijzer hem kan geven. Volharding in wetenschappelijke scholing, lichamelijke en verstandelijke arbeid leveren niet de resultaten op, die geloof, liefde en deemoed van het hart opleveren. God houdt alle wijsheid gereed voor de mensenkinderen die hiernaar verlangen en Hem willen dienen. En Hij geeft hun alle kennis, als ze hun harten bereidwillig openen om de wijsheid van God te ontvangen.

Maar voor de wereld is deze gebeurtenis niet geloofwaardig te maken. Ze richt zich alleen maar op zaken, die met het verstand te verklaren zijn, maar ze wijst af, waarvoor ze aards geen verklaring kan geven. En degene die met wereldse ogen kijkt, vindt ook geen verklaring. Maar de gelovige mens weet dat bij God geen ding onmogelijk is. En zodoende doet God het verstand van degenen die verstandig zijn teniet en wijst Hij de wijsheid van de wijzen af. Maar Hij bedenkt degenen, die zich vol overgave aan Hem toevertrouwen, onbeperkt met Zijn woord en Hij spreekt door de mond van dezen tot allen, die Hem willen horen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling