Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1752

1752 Noodzaak van het goddelijke werkzaam zijn – Oprechtheid

26 december 1940: Boek 27

De mensen hebben bemiddelaars nodig tussen zichzelf en God omdat ze zich niet zelf in verbinding met Hem stellen, maar God wil hen in Zijn liefde niet zonder hulp laten. En dat is de reden waarom een directe verbinding van het hiernamaals naar de aarde toegelaten wordt in een vorm, die elke twijfel aan het goddelijke werkzaam zijn weg moet nemen. De eerste verklaring is in de noodsituatie van de mensheid te zoeken en verder wordt er op aarde zo weinig voor de waarheid opgekomen, dat het alleen maar op deze manier mogelijk is om de waarheid naar de aarde te sturen.

De leer van Christus heeft door menselijke invloeden in de loop van de tijd veranderingen ondergaan en moet dus weer zo dichter bij de mensheid gebracht worden, zoals ze van oorsprong was. En zodoende is daaruit al de noodzaak van het goddelijke werkzaam zijn op te maken. Want God als de eeuwige waarheid kan het niet toestaan, dat iets als zuivere waarheid verspreid wordt, wat hier niet meer mee overeenkomt. Dus moeten wetende wezens de waarheid naar de aarde overbrengen en een bereidwillig mens zoeken, dat zich bereid verklaart bemiddelaar te zijn en geestelijke gaven in ontvangst neemt om deze door te geven.

Het bewust God willen dienen, stelt de mens in staat om een buitengewone taak te vervullen, namelijk met het geestelijke oor te luisteren en de resultaten te verzamelen om ze dan als geestelijk goed te gebruiken. Er ontstaat dus iets zuiver geestelijks in aardse vorm. Door de goddelijke liefde worden eeuwige wijsheden naar de aarde gestuurd en zodoende wordt daardoor de geestelijke duisternis verdreven en de geestelijke staat van de mensheid wordt lichter.

En toch gaat het grootste deel van de mensen daar achteloos aan voorbij en dat enkel en alleen om die reden, dat ze een zo duidelijke uiting van God niet willen erkennen. Niet voordat iemand met volle overtuiging het werkzaam zijn van God bekendmaakt als een geestelijke gebeurtenis, zal hij moeilijk gelovige aanhangers onder de mensen vinden. En zodoende voorziet God hem van grote kracht en Hij laat hem het buitengewone tot stand brengen en wil zo het geloof van de mens op Hem laten richten.

En zo geeft God de mensen de waarheid en de verkondigers grote kracht. Hij laat hen herkennen wanneer het Gods wil is om deze kracht te gebruiken en dan werkt God Zelf door deze mensen en leidt Hij de aandacht naar de van boven aangeboden goddelijke gaven. En nu zal blijken dat woord en daad overeenstemmen. Dat alles, wat door de goddelijke waarheid bekendgemaakt wordt, de mensen zo kan vormen, dat ze zelf drager van goddelijke kracht worden. Zodoende nu ook door deze kracht werkzaam kunnen zijn en dat dientengevolge de mens alles tot stand brengt, als hij het hem gegeven goddelijke woord in ontvangst neemt en het opvolgt, omdat dezelfde kracht hierin aanwezig is. Dan zal het goddelijke woord door velen aangenomen worden, want hun wordt het bewijs geleverd, dat Gods woord waarheid in zichzelf is.

Maar steeds moet de wil van het mensenkind eraan voorafgaan. Het moet bereid zijn te geloven en tot op zekere hoogte van die bereidwilligheid getuigen, doordat het doet wat door het goddelijke woord van hem verlangd wordt. Dan wordt hij aan zichzelf de kracht van het woord gewaar, doordat zijn verlangen ernaar steeds groter wordt. En de wil om de Heer van dienst te zijn, stelt hem ook in staat om werkzaam voor Hem te zijn. En zo bewijst God aan de mensheid de waarachtigheid van dat, wat de mensen van boven als waarheid toegestuurd wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling