Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1744

1744 Dienen in liefde is het hoogste doel – Deemoed – Gelukzaligheid

19 december 1940: Boek 27

Het wezenlijke vervult zijn doel voor zover het tot dienen besluit. Want een dienen in liefde is het hoogste doel van alles, wat uit God voortgekomen is. Dat dienen is dan niet meer een door deemoed veroorzaakte toestand, maar de liefde maakt het dienen nu tot een staat van de hoogste gelukzaligheid.

Alle lichtwezens hebben de aanvoer van goddelijke kracht nodig en nu de wezens te kunnen doen toekomen wat hen ontbreekt, is mateloos gelukkig makend voor de wezens, wier volmaakte staat hen in staat stelde tot de ontvangers en dragers van de goddelijke aanvoer te laten zijn en die in hun liefde steeds alleen maar uit willen delen en zodoende uit enorme liefde willen dienen.

Elk schepsel dat ze met hun liefdeskracht mogen doorstromen is voor hen als het ware tot hun gelukkig making en het schepsel is aan hun bescherming toevertrouwt. En ze accepteren heel bijzonder liefdevol de mensenkinderen, die hun wil om kracht uit God in ontvangst te willen nemen, bekendgemaakt hebben. Voor hen staan ze steeds klaar. Ze zullen geen roep ongehoord weg laten sterven. Hun wil om te dienen eindigt nooit. Ze willen onophoudelijk geven en degenen helpen, die hulp nodig hebben.

Want het is de liefde, die zou willen verlossen. Die iets, wat gebonden is, bevrijden wil. Die zodoende het gebonden wezen dient en daarmee uit de macht van zijn overwinnaar bevrijdt. De liefde vraagt niet naar loon of resultaat. Ze is louter tot dienen bereid en het dienen, dat op aarde de diepste deemoed bewijst, is in de eeuwigheid van onnoemelijke zoetheid. Het is geen vernederende toestand. Het is een koninklijk neerbuigen in diepe liefde, opheffend wat op de grond ligt om het naar boven te leiden. Dit dienen staat gelijk aan heersen, omdat diepe liefde de drijfveer is.

Daarom zal op aarde het dienen in liefde de enige weg naar volmaaktheid zijn, ofschoon op aarde de deemoed erbij moet komen om binnen de genade van God te leven. De mens moet uit eigen beweging afdalen naar de diepste diepten om de hoogste hoogten te bereiken. Maar alle wezens zullen de dienende toestand des te minder als vernederend ervaren, naarmate ze zich verder opwaarts ontwikkelen, want hoe meer het wezen zich tot liefde vormt, des te gelukkiger makend is voor dit wezen het bewustzijn om te kunnen helpen, omdat het zowel de nood van het niet-verloste wezenlijke herkent, alsook het onnoemelijke geluk van het wezen, dat goddelijke kracht ontvangt en voortdurend uit mag delen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling