Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1612

1612 Verbindingen van het hiernamaals naar de aarde – Direct en via de gedachten

15 september 1940: Boek 25

De draden, die vanaf het hiernamaals naar de aarde gesponnen worden, dragen allen het stempel van de liefde, want alleen maar waar de liefde werkzaam geworden is, kan een verbinding tussen de beide werelden tot stand gebracht worden. Bijgevolg is de liefde dus de eerste voorwaarde om door God gewaardigd te worden om Zijn woord te ontvangen.

Waar nu de verbinding door mensen tot stand gebracht wordt, voor wie deze liefde voor de medemensen afgesproken moet worden, waar dus alleen maar een geestelijke uiting van kracht verwacht wordt met de aardse weetgierigheid als doel, zal nooit de garantie voor de waarheid geboden kunnen worden, want nu worden de mensen benaderd door geestelijke krachten, die met hun eigen toestand van de ziel overeenkomen. Deze hebben niet de bekwaamheid in zich om de mensen overeenkomstig de waarheid te kunnen onderwijzen. Ze geven, zoals het bij hun onrijpe kennis past en leiden de mensen daardoor heel makkelijk verkeerd, omdat het hen eveneens aan elke kennis ontbreekt.

Maar als de mens door liefdadigheid innerlijk zo ontwikkeld is, dat hij in staat is om de waarheid te ontvangen, dan wordt hem ook de waarheid gegeven door juist deze wezens, die in de waarheid staan en uitdelen aan degenen, die ernaar verlangen. En er kunnen kostelijke resultaten op aarde opgetekend worden als alle mensen, die in de liefde werkzaam zijn, zich bewust aan de goede geestelijke krachten overgeven.

Maar zo zijn er vele verbindingen van het hiernamaals naar de aarde, waar de mens zich niet bewust van is, dus enkel in de vorm van berichten, die via de gedachten binnenkomen. Deze zijn hieraan te herkennen, dat de gevoelens en opvattingen van deze mensen met de waarheid overeenstemmen, terwijl een bewust ontvangend mensenkind die duidelijk toegestuurd worden. Met het woord van God, dat door de goddelijke wil de wereld weer in deze vorm bekendgemaakt zal worden. De menselijke wil is doorslaggevend voor zo’n directe, uiterlijk herkenbare overdracht en deze wil wordt zelden opgebracht, om welke reden zulk soort overdrachten maar zelden plaats kunnen vinden. Maar deze zeldzaamheid kan niet als bewijs van een abnormale gebeurtenis aangevoerd worden.

Een wil, die zich nu naderhand bereid verklaart om geestelijk werkzaam te zijn, kan alleen dan geaccepteerd worden, wanneer alle voorwaarden vervuld worden, die eveneens een bepaalde staat van rijpheid aanduiden. Het denken en handelen van een mens is bepalend voor in hoeverre het overeenstemt met de goddelijke wil. Het zijn niet steeds uiterlijk herkenbare kenmerken, die God ertoe brengen om een mens als drager te verkiezen. Want steeds is de belangrijkste voorwaarde, dat de mens zich geheel en al aan God overgeeft. Dat zijn ziel naar God verlangt en dat dit verlangen elke eigen wil verzwakt. Dat de mens zich dus de goddelijke wil eigen zou willen maken en hij zich nu in de diepste deemoed ten dienste aan God aanbiedt.

En zodoende is hij geschikt als werktuig van God, dat steeds alleen maar uitvoeren wil en zal, wat God van hem eist. Dat dus God Zelf door Zijn werktuig op aarde werken kan, maar nooit de mensen door zulk werkzaam zijn onvermijdelijk tot geloven brengt, maar juist weer dat de mens het goddelijke werkzaam zijn herkent, dat van goede wil is, dus eveneens naar God streeft of God zoekt.

God wil hen allemaal helpen en hen aanmoedigen in hun streven. Hij wil hun richtlijnen geven en hen Zijn nabijheid laten voelen. Hij wil hun kracht geven en zodoende de verhouding tussen het mensenkind en zijn hemelse Vader inniger maken, opdat de verwijdering minder wordt en de mens zijn doel bereikt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling