Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1582

1582 De kracht van de geest

25 augustus 1940: Boek 25

Vergroot jouw kennis, doordat je een beroep doet op de kracht van de geest. Denk eraan, dat je onbegrensd ontvangen kunt en doe een beroep op deze genade, want eens zul je zalig zijn als je kennis hebt en jouw aardse bestaan heeft je waarachtig succes opgeleverd, omdat jouw toestand bij het sterven niet zonder licht is. Want licht is kennis.

Je kunt dus de graad van licht zelf bepalen door jouw wil om licht, dat wil zeggen kennis, te ontvangen. Als je nu door God buitengewoon begenadigd bent om kennis in ontvangst te kunnen nemen, direct of door het aanhoren van het direct ontvangen woord, dan zul je deze genade wel herkennen en alles doen om deze genade waardig te worden. Want God brengt Zijn liefde zichtbaar tot uitdrukking en kiest daarvoor degenen uit, die zich aan Hem aanbieden om deze genade te ontvangen en het uit willen delen.

En het is de eerste voorwaarde, dat de mens zich enerzijds voor een goddelijk werkzaam zijn bereid verklaart en anderzijds voor zijn daaruit voortvloeiende taak. Want de kracht, die uit God op de mens overvloeit, mag nu niet opdrogen, maar moet doorgegeven worden. Dat, wat vanuit God ontvangen is, moet alles opwekken wat daardoor getroffen wordt. God Zelf moet dus ervaren en erkend worden als de Schenker van deze kracht en Zijn geschenk moet dankbaar in ontvangst genomen worden.

De geestelijke staat van de mens wordt nu steeds lichter en helderder, want door de kracht van de goddelijke geest vervluchtigen alle afvalstoffen rondom de menselijke ziel. Ze is steeds makkelijker in staat om de goddelijke stem in zich te horen, die daar licht en kracht uitdeelt en ze kan nu in een directe verbinding komen met de gever van de waarheid. De kracht van de geest moet erkend worden om tot de gever van de waarheid te geraken. De mens moet zichzelf, dat wil zeggen zijn hart, openen en deze kracht toegang verlenen, pas dan kan ze aan en in hem werkzaam zijn en successen boeken, die anders nooit behaald zouden kunnen worden.

De bereidwilligheid om deze kennis nu door te geven, zal de mens er nu ook toe in staat stellen om de onwetende mens tot een wetende te vormen, want het is de wil van de goddelijke Schepper om alles wat uit Hem voortgekomen is naar een toestand van licht te leiden. Daarom is het ook Zijn wil, dat dit licht, dat naar het individu toegestuurd wordt, tot ver in de omtrek schijnt en dat de weg voor allen, die nog in de duisternis wandelen, daardoor licht en helder verlicht wordt. Het is Zijn wil dat de duistere toestand op aarde door lichtdragers opgeheven wordt, die steeds weer hun lichtschijnsel de duisternis in sturen en allen de weldaad van het licht toe zouden willen laten komen.

Want enkel degene, die dit lichtschijnsel volgt, zal de juiste weg op aarde gaan. Hij zal op aarde al kennis hebben en dus bij het sterven gebieden van licht binnen kunnen gaan, waar de goddelijke geestelijke kracht nu ongehinderd werkzaam kan zijn en het wezen de uitstraling van goddelijke liefde onophoudelijk ontvangen kan.

Amen

Vertaald door Peter Schelling