Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1528

1528 Houding ten opzichte van de vraag over de goddelijkheid van Jezus

18 juli 1940: Boek 25

Het is de mens altijd vrijgelaten om zich bevestigend of ontkennend in te stellen betreffende de vraag over de goddelijkheid van Jezus. Maar nu zullen de gevolgen van zijn instelling eveneens tegenovergesteld zijn. Het grootste geestelijke succes of de diepste duisternis, dat wil zeggen de meest volledige mislukking in geestelijk opzicht. Alleen deze vraag is doorslaggevend voor de geestelijke staat van de mens, als hij zijn aardse leven beëindigt. Als hij bevestigend staat ten opzichte van de goddelijkheid van Jezus, dan heeft hij ook zijn leven bewust geleefd. Dat wil zeggen, dat hij de kracht en de genaden van het verlossingswerk willens en wetens aangenomen heeft, wat echter onmogelijk is, als hij afwijzend staat ten opzichte van deze vraag.

Alleen God kan kracht uitdelen en steeds alleen de mens, die God erkent, kan in ontvangst nemen. Maar de goddelijke Verlosser heeft door Zijn dood aan het kruis voor de mensen het recht verworven om in directe verbinding te kunnen treden met God Zelf en daardoor dus onbeperkte kracht te kunnen vragen en ontvangen. En deze kracht bevordert de opwaartse ontwikkeling. Het gebruikmaken van het genade- en verlossingswerk is ook de garantie voor het bereiken van een mate van rijpheid van de ziel.

Degene, die geen aanspraak maakt op deze genade, die zowel het verlossingswerk als ook de goddelijke Verlosser Zelf ontkent, moet begrijpelijkerwijs ook op een lage geestelijke trede blijven staan, want het ontbreekt hem aan kracht. Zijn wil is nog door de tegenstander geboeid en zijn macht over hem is zo groot, dat hij uit eigen kracht niet vrij kan komen. Maar de enige hulp wijst hij af en hij aanvaardt niet eens, dat er een Helper is. Hij staat dus nog steeds daar, waar de mensen stonden voor het neerdalen van de Heer. Hij is in het geheel een prooi geworden van de tegenstander en zijn wil is te zeer verzwakt om zich tot God te wenden. En als hij ook de wil zou hebben, dan is de macht van de tegenstander over hem nog niet gebroken en zijn worstelen zou daarom tevergeefs zijn.

Daarom is in de eerste plaats het geloof in de goddelijke Verlosser nodig en de wil om een positieve instelling ten opzichte van Zijn verlossingswerk te hebben. Pas nu wordt hem de kracht toegestuurd, die hem in staat stelt om aan zichzelf en zijn ziel te werken. Talloze malen kan de zelfveredeling aangepakt worden, maar zonder het geloof in Jezus Christus als de Zoon van God en Verlosser van de wereld zal de mens steeds weer terugvallen in zijn zwakheden en fouten, want het ontbreekt hem aan de hulp, die hem helpt om succes te hebben tegen de vijand. Die als het ware met Zijn bloed de ziel van de mens losgekocht heeft van de macht van de tegenstander, haar dus aan diens invloed onttrokken heeft.

Voor een gewillig, naar God toegekeerd mens, die in God leeft en dus in Jezus Christus God Zelf herkent, is de verdere levensweg zo uitgestippeld, dat hij niet meer verkeerd kan gaan. Hij bereikt zeker de hoogte, want de tegenstander kan hem geen hindernissen meer in de weg leggen. Zijn macht is gebroken door de liefde van de Heer, Die Zichzelf voor de mensen opofferde, opdat de weg naar boven voor hen makkelijker werd en het voor hen mogelijk is om zich zo te ontwikkelen, dat ze als ware kinderen van de Vader in de hemel het aardse leven verlaten en nu verlossend werkzaam kunnen zijn in het hiernamaals.

Amen

Vertaald door Peter Schelling