Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1520

1520 Verlichting van de geest – Niet kunnen bidden

14 juli 1940: Boek 25

Wanneer de mensen zich voor zouden willen stellen, dat ze elk probleem op zouden kunnen lossen met gebruikmaking van goddelijke kracht, de verlichting door de heilige geest, en dat ze zich allemaal in die toestand kunnen brengen, wanneer hen het eraan gelegen is om het werkzaam zijn van de goddelijke geest te beproeven. Alleen de ernstige wil is nodig, dan zal de mens aan alle voorwaarden voldoen, welke de verlichting van zijn geest tot gevolg hebben.

En daarom moeten de mensen niet God de schuld geven, Die hen zogenaamd in de duisternis van de geest laat gaan. Het is werkelijk Zijn wil om de mensheid het licht te brengen, maar tegen Zijn inspanningen wordt voortdurend weerstand geboden en de mens kan niet gedwongen in de lichte geestelijke staat gebracht worden. Maar anderzijds is het ook niet mogelijk om zonder die innerlijke verlichting God goed te herkennen en zodoende kan de mens noch opheldering gegeven worden over Diens liefde en almacht, noch over Zijn werkzaam zijn en heersen in het scheppingswerk.

En de mens zal onwetend blijven, zolang hij zich niet in een innig gebed aan de kracht overgeeft, waaruit hij zelf voortgekomen is. Maar de uitwerking is in geestelijk opzicht vreselijk als de mens niet meer bidden kan. De gang over de aarde blijft voor hem zonder resultaat, want zijn eigen kracht is niet voldoende voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel en hij doet geen beroep op de goddelijke kracht.

Elk schijnbaar succes in het leven is dus de schenking van kracht van de tegenstander, die de instelling van de mensen gebruikt om hen nu van zijn kant te geven en hun denken nu volkomen te misvormen. Hij zal nu niet meer in staat zijn om zichzelf geestelijk op een hogere trede te brengen, want de wil daartoe ontbreekt hem volledig. Zijn aardse leven en de vervulling daarvan is voor hem voldoende. Hij gebruikt alle ontvangen kracht alleen in aardse zin en voelt zich innerlijk superieur boven de wetende mensen, want de tegenstander versterkt zijn gevoel van eigenwaarde en laat in hem geen gevoel van zwakte opkomen.

En het is moeilijk om het evangelie voor zulke mensen te prediken. Het is moeilijk om hun het verkeerde denken duidelijk te maken, omdat ze, ondanks de diepste duisternis van de geest, denken zelf in het licht te staan en in verwaandheid elke onderrichting afwijzen. Slechts een gewelddadige schok van het denken tot nu toe kan nog een succes opleveren en dit wordt met pijn en moeite alleen maar veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen, die hem in de grootste lichamelijk nood brengen en hem als het ware dwingen om een hoger wezen om hulp aan te roepen, wanneer de verwijdering van God niet al zo groot is, dat hij deze verbinding niet meer door het gebed tot stand kan brengen. Deze is verloren. Maar degene, die God nog om hulp vraagt, kan van zijn geestelijke en lichamelijke nood bevrijd worden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling