Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1494

1494 Verkeerd denken van de mensen die God loochenen

27 juni 1940: Boek 24

De gedachtegang van een God loochenend mens kan nooit tot een goed resultaat leiden, want alle voorwaarden hiertoe ontbreken. De slechte wezens zijn met zo’n mens verbonden door dezelfde gezindheid, omdat deze wezens zich ook tegen God verzetten. De kracht van zo’n van God afgekeerd wezen is nu eveneens werkzaam en probeert zich daar te uiten, waar dezelfde gezindheid en dezelfde wil beschikbaar is en wordt eveneens zonder weerstand aangenomen. Maar het denken van deze wezens is verkeerd, want het juiste besef zou hen ook naar God toevoeren, Hem lief laten hebben en aan Zijn wil onderworpen laten zijn. Dus moet dit verkeerde denken ook op de mensen overgedragen worden.

Maar de waarheid is enkel door naar God toegekeerde wezens te weten te komen. Een met God verbonden wezen staat in het licht. Dat wil zeggen in het besef van de waarheid en deelt dus alleen waarheid uit. Daarentegen vergissen duistere wezens zich en kunnen ook alleen maar vergissingen verspreiden. En zo kan de waarheid alleen maar via God gevonden worden, omdat God Zelf de waarheid is en Hij dus Zelf begeerd of erkend moet worden om ook in de zuiverste waarheid en diepste kennis te staan.

Daarom is het onmogelijk, dat een ongelovig, God afwijzend of loochenend mens ooit het grote vraagstuk, die de gehele schepping voor de mensheid is, op kan lossen. Om dit op te lossen, moet de mens gelovig zijn. Hij moet God zoeken om via de eeuwige Godheid nu de waarheid binnen geleid te worden.

De tegenstander werkt schijnbaar met dezelfde middelen. Ook hij probeert de gedachten van de mensen te beïnvloeden en in hen de overtuiging op te wekken, dichter bij de waarheid gekomen te zijn. En het gevolg daarvan is de zelfverzekerde instelling van de mensen, die zonder geloof zijn en alles in de schepping proberen te verklaren in een volledig aan de waarheid tegengestelde betekenis. Zij zijn zonder enige kennis, maar zo doordrongen van hun opvatting, dat ze geloven volkomen superieur te zijn en elke onderrichting afwijzen, die een gelovig mens hun over God en Zijn werkzaam zijn zou willen geven. In het eerste komt de zelfverheffing tot uitdrukking, die al het onzuivere en onvolmaakte van God scheidt.

Maar de zuivere waarheid is alleen door deemoed te verkrijgen, want het is een groot genadegeschenk van God om in de waarheid te staan, dat enkel degene, die deemoedig is, toegestuurd kan worden, want deze beseft zijn afstand tot God en verlangt naar Hem terug en zijn verlangen wordt vervuld, doordat hem licht gegeven wordt. En licht is kennis. Licht is waarheid.

Dus de waarachtig gelovige hoeft zich niet van de wijs te laten brengen, als hij van ongelovige zijde tegenwerpingen ontvangt, want deze kunnen nog zo overtuigend aangevoerd worden, maar ze kunnen niet met de waarheid overeenkomen, omdat de aanstichters van deze gedachten zelf de grootste tegenstanders van de waarheid zijn, omdat ze alles bestrijden, wat licht betekent en omdat ze tegen God ingesteld zijn en daarom nooit in de waarheid kunnen staan.

Amen

Vertaald door Peter Schelling