Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1491

1491 Opwekking van licht en kracht 2

26 juni 1940: Boek 24

Om nu licht en kracht in ontvangst te kunnen nemen, is niets anders nodig, dan gewoonweg een schepsel van God te zijn. God voorziet alles, wat door Zijn wil ontstaan is, met Zijn kracht, omdat zonder deze licht- en krachttoevoer het wezen zou moeten vergaan, dat wil zeggen, dat het zou moeten ophouden met dat te zijn, wat het is. Want al het geschapene is verdichte, vorm geworden kracht. Het is iets, wat uit Zijn wil voortgekomen is, dat Zijn wil in zich draagt, dat dus nooit en te nimmer zichzelf anders kan vormen of aan een andere wil onderworpen zou kunnen zijn.

Omdat er nu onophoudelijk licht en kracht opgewekt wordt door de enorme liefdeswerkzaamheid van God moeten er ook voortdurend nieuwe scheppingen ontstaan. Steeds weer moet de stroom van kracht uit God zich tot vorm verdichten. Ze moet voortaan bestaan en behouden blijven door het in ontvangst nemen van steeds nieuwe kracht uit God. Want zou God Zijn actieve wil, dus de op Zijn onvoorstelbare liefdeswerkzaamheid gebaseerde uitstraling van Zijn wilskracht, terugtrekken van Zijn schepselen, dan zouden deze schepselen ophouden te zijn, omdat ze op zich juist enkel vorm geworden wil zijn.

Wat echter uit God is, blijft bestaan uit tot in eeuwigheid. Want de kracht, die al het geschapene doorstroomt, is onvergankelijk. Ze kan alleen in een steeds weer nieuwe zichtbare vorm geleid worden. Deze vorm wordt evenzo alleen maar veranderd, maar kan niet volledig opgelost worden. Want ook zij, die door de goddelijke wil werd, wat ze in overeenstemming met haar opdracht ter wille van een bepaald doel moest worden, is kracht uit God.

Want in de gehele schepping is er niets zonder doel of plan ontstaan en omdat elk wezen het licht en de kracht uit God ontvangt, om überhaupt maar te zijn, dan is het dus in zijn oersubstantie licht en kracht. Het is uitgegaan van God. Het kan eeuwig niets anders dan goddelijke uitstraling zijn en daarom ook nooit vergaan. Het kan zich enkel in zijn omloop eindeloos ver van God verwijderen, maar moet desondanks toch verder licht en kracht ontvangen om te kunnen zijn, wat het is, voor zolang het tot het zichtbare scheppingswerk behoort.

En alle kracht, die van God uitgegaan is, zal na talloze jaren zijn omloop beëindigen en terugkeren naar zijn oorsprong. Licht en kracht zullen weer samensmelten met het eeuwige oerlicht, met God, de Vader van al het licht.

Amen

Vertaald door Peter Schelling