Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1487

1487 Geestelijke resultaten – Functie van de organen

23 juni 1940: Boek 24

Uit het eeuwige rijk vloeien jou voortdurend de gedachten toe en maken jou de eindeloze liefde van God bekend, want Hijzelf vormt deze op een voor jou begrijpelijke manier, aangepast aan jouw toestand van rijpheid en de missie, die jou tot opdracht gegeven werd.

Het is onnoemelijk moeilijk om deze gedachten naar de aarde te sturen, wanneer de ontvanger niet in geestelijke kennis ingewijd is, want hij beschouwt ze dan niet als komend uit het eeuwige rijk, maar verwerpt ze vaak als eigen fantasieën en dus is het vergeefse moeite van de geestelijke wezens om de mensen tot het aannemen van het gebodene te bewegen. Maar degene, die kennis heeft, neemt het gebodene aan en maakt het zich tot geestelijk eigendom. En de kennis verstrekkende wezens kunnen in een ononderbroken verbinding blijven met het ontvangende mensenkind, als deze, met de wil om God te dienen, niet verzwakt.

De geestelijke resultaten zijn zolang slechts geestelijke goederen, zolang ze zuiver geestelijke vragen betreffen. Maar aardse vraagstukken worden opgelost door het in werking treden van lichamelijke vaardigheden. Dus de organen oefenen de hun toegewezen taken uit, maar volledig gescheiden van de geestelijke werkzaamheid van de mens, voor zover deze tegelijkertijd uitgeoefend wordt.

De geestelijke resultaten zijn echter overeenkomstig de waarheid, terwijl het lichamelijke, dat wil zeggen de aardse resultaten, niet beslist waarheid hoeven te zijn, want ze zijn zonder geestelijke bescherming geboren uit de wil van de mens, terwijl geestelijke vragen, als de mens naar de waarheid verlangt, ook overeenkomstig de waarheid beantwoord worden door de wezens, van wie het de taak is om zulke mensen, die geestelijke kennis nastreven, te onderwijzen.

Wordt echter ook bij aardse vragen de hulp van deze wezens gevraagd, dan kan de mens ook geestelijke resultaten betreffende het aardse met vertrouwen als waarheid aannemen, want dan geeft hij zich geheel over aan de wezens die hem willen leiden en deze kunnen nu naar eigen goeddunken de gaven van de geest uitdelen en ook aardse vraagstukken in hun activiteiten meenemen.

Maar elke gedachtenactiviteit, die noch geestelijke kracht vraagt, noch geestelijke vragen betreft, is een zuiver menselijk gebruik van organen, die God het lichaam toebedeeld heeft, en dus zijn de resultaten heel vaak aan te vechten of te weerleggen. Alleen het lichaam kan een werkzaamheid uitvoeren, waar hij geen geestelijke kracht voor nodig heeft, maar alleen de kracht, die God voor de instandhouding van het lichaam aan de mens geeft. Als hij hier echter geestelijke kracht voor vraagt, is de waarheid van dat, wat nu als geestelijk resultaat op te tekenen is, gegarandeerd.

En zo spannen de lichtwezens zich voortdurend in om de mensen de betekenis van de influisteringen in de gedachten duidelijk te maken om hen te bewegen om hun harten te openen, zodat de wetende wezens zich kunnen uiten, dat ze aandachtig in hun binnenste luisteren en in gelovig vertrouwen alles in ontvangst nemen, wat hun geboden wordt. (Onderbreking)

Vertaald door Peter Schelling