Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1474

1474 Onvergankelijkheid van het goddelijke woord

16 juni 1940: Boek 24

Luister naar wat de geest uit God u bekend wil maken: werelden zullen vergaan, maar het woord van God zal in alle eeuwigheid niet vergaan. Want het woord is goddelijke waarheid en de waarheid blijft bestaan. En als God weer tot de mensen spreekt, is de noodzaak gegeven om Zijn schepselen de wil van de Schepper bekend te maken. Maar God wil de mensen de laatste mogelijkheid geven om zich te bezinnen. Hij wil de mensen, voor wie het moeilijk is om te geloven, een zachte impuls geven om zich met gedachten over Hem bezig te houden. Hij wil Zich op een andere manier kenbaar maken en de mensen helpen om ook buiten het traditionele de weg naar God te vinden en zich dieper en inniger met Hem te verbinden. Dit doorgeven van het goddelijke woord is een buitengewoon genadegeschenk, veroorzaakt door de grote nood van de tijd, door de grote verwijdering van God.

Het gescheiden zijn van God betekent een onvoorstelbaar lijden, als de mens het aardse leven beëindigd heeft en in het hiernamaals binnengaat. En om dit lijden van de ziel af te wenden, verbindt God Zich op die manier duidelijk met de mensen en laat hun Zijn woord toekomen, hetgeen een bewijs is van Zijn eindeloze liefde voor de in de diepste duisternis verblijvende mens.

En toch wordt ook deze liefde niet goed herkend. Slechts weinig mensen nemen het goddelijke woord in ontvangst als dat wat het is. Maar weinigen bespeuren in dit woord de grote liefde van God en laten deze liefde nu inwerken op hun zielen. Maar de meesten herkennen het niet en worden bijgevolg ook niet getroffen door de kracht, die uit deze woorden stroomt. En ze zullen voortdurend ontkennen, omdat de tegenstander de wil om af te wijzen ontsteekt en via de gedachten eveneens op zulke mensen inwerkt en alles weerleggend en ontkennend belicht.

En dus wordt er aan de mensen, die het goddelijke woord ontvangen, een ontzettende tegenstand geboden en het vereist een onverzettelijke wil om deze tegenstand te breken. Maar de wil tot God helpt om alles te overwinnen. De wil tot God is kracht, want God Zelf geeft deze kracht aan degene, die naar Hem verlangt. En dus zal het goddelijke woord nooit in gevaar komen, zolang de wil van de mens naar God toegekeerd is en daarom is het onmogelijk om een zo wonderbaarlijk ontvangen woord te willen vernietigen, voor zover dit nagestreefd wordt. Want dit zou een onderneming tegen de sterkste kracht zijn, die toch door haar wil zo’n werk liet ontstaan.

Het goddelijke woord moet weer door een bereidwillig mensenkind in ontvangst genomen worden om hen, die deze kracht nodig hebben, kracht uit God te geven. Want de komende tijd brengt zware beproevingen over de mensen, waarin alleen het goddelijke woord troost en kracht is. De Heer wil al het goede op aarde helpen, opdat het het zware niet zo smartelijk ervaart en ook in het geloof in God niet aan het wankelen gebracht wordt.

Als tegelijkertijd met de goddelijke bedreiging met straf ook de toevoer van kracht uit God verzekerd is en het elk mens vrij staat om zich van deze kracht te bedienen, ligt het weer aan de wil van de mens om het komende lijden draaglijk voor zichzelf te maken, als hij let op het bewijs van de goddelijke liefde en zich overgevend naar de bescherming van de goddelijke Heiland vlucht. Diens leven bevindt zich in Gods hand en zal net zo onvergankelijk zijn als het goddelijk woord, dat de mensen, die van goede wil zijn, toegestuurd wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling