Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1433

1433 Het wezenlijke in de vaste vorm – Materie

23 mei 1940: Boek 23

Het essentieel wezenlijke in de schepping van God te herkennen, vereist een bepaalde kennis, want zonder deze kennis ziet de mens enkel de zogenaamde dode materie, maar niet het wezenlijke, dat deze materie in zich bergt. De schepping van God is überhaupt pas zichtbaar voor de mensen, als ze iets wezenlijks in zich bergt. Dus dat, wat voor de mens als materie zichtbaar is, is op geen enkele manier dood.

Alles leeft, ook de op zich levenloos lijkende vaste vorm. Alleen bevindt het daarin verborgene geestelijke zich nog in de laagste graad van rijpheid, dus tot een inactiviteit veroordeeld, zoals elk laag staand wezen inactief zal zijn en juist de verhoogde activiteit van een wezen of wat voor schepping dan ook verraadt een hogere staat van rijpheid. De uiterlijke vorm omsluit dus niets levenloos, maar een wezen, dat in zekere zin gedwongen inactief blijft, dat dus levenloos lijkt, omdat ze door haar lage graad van rijpheid nog niet tot gelukbrengende werkzaamheid toegelaten is.

Want actief zijn geeft een gelukkig makende toestand. Het vereist dus een zekere rijpheidsgraad. Hoe eerder nu het geestelijke in de vaste vorm gelegenheid gegeven wordt tot dienen, dus hem één of andere taak gegeven wordt, die een ander wezen tot voordeel strekt, des te eerder vervult het zijn bestemming en kan het nu zijn vaste vorm ontvluchten. En elke nieuwe uiterlijke vorm zal voor het wezen een iets lichtere dwangtoestand betekenen.

De ontwikkeling binnen de planten- en dierenwereld gaat echter aanzienlijk sneller voorwaarts dan die in de vaste vorm. Want om het geestelijke uit de vaste vorm te bevrijden, behoort telkens het gewelddadig kleiner maken, die nu of door de wil van God, dat wil zeggen op een natuurlijke manier, of door mensenhand gebeurt. Het eerste is planmatig in de diepste wijsheid besloten, zodat het geestelijke in deze vorm uitgerijpt is en dus vrij moet komen. Dit geschiedt door natuurrampen, die scheppingen van onnoemelijk lange levensduur binnen korte tijd volledig omvormen, zodat door vernietigingen hetgeen vroeger in de vast vorm gebonden was, vrijkomt.

In andere gevallen dragen de mensen er zelf aan bij om hetgeen gebonden is uit de vaste vorm te bevrijden, doordat ze bestaand materiaal om willen vormen en het voor dit doel kleiner maken, oplossen of het op een andere manier weer samenvoegen. Elk vernietigingswerk, waar weer een bepaald doel aan ten grondslag ligt, wat dus voor andere scheppingswerken voordeel betekent, heeft eveneens voor het wezen een gelegenheid tot dienen tot gevolg en is dus door God gewild. Dit veronderstelt, dat alles, wat nu door mensenhand ontstaat met Zijn goddelijke wil overeenstemt, dat wil zeggen dat er geen lage motieven aan ten grondslag liggen, zoals bijvoorbeeld een bij de naaste aangebrachte schade of alles, wat nadelig is voor mensen of voor de schepping.

Het vaker omvormen van dat, wat geestelijks in zich bergt, is alleen maar een grote zegen voor het wezen en wordt dankbaar door hem verwelkomd, als de nieuwe uiterlijk vorm één of ander nuttig doel dient. De vorm en dus ook het geestelijke in deze vorm dient nu en ook dit dienen levert hem weer een nieuwe vorm op en dat zo door, tot de vorm om het wezen steeds minder belastend wordt en de omvormingen steeds sneller optreden.

Deze ontwikkelingsgang van al het wezenlijke is voor de mensen vaak niet herkenbaar en er wordt daarom veel te weinig acht op geslagen. Maar als de mens zich de vele voorwerpen voorstelt, die de bestemming hebben om hem te dienen, wanneer hij er nu aan denkt, dat al deze voorwerpen geestelijk leven in zich dragen, wanneer hij zich tenslotte voorstelt, dat hij zelf deze gevangenschap al doorleefd heeft en eveneens eindeloos lange tijden de kwellingen en het gebonden zijn moest verdragen, dan zal hij elk scheppingswerk alleen maar met die gedachten bekijken. Maar hij zal ook meer aandacht aan zijn aardse leven schenken en dus ook de verantwoordelijkheid herkennen, die hij ten opzichte van zijn ziel draagt. Hij zal het geestelijke in de vaste vorm zoveel mogelijk de vrijheid bezorgen en zich ook inspannen om steeds God en zijn medemensen te dienen om zichzelf door dienen uit de laatste vorm te verlossen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling