Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1423

1423 Juist denken – Verkleining van de afstand van God

18 mei 1940: Boek 23

Weer de gedachten, die rondom u zijn, niet af. Weet, dat geestelijke wezens u onophoudelijk begeleiden. Dat ze proberen om u geestelijke kracht toe te voeren, dat ze u dat over willen dragen, wat goed, dus waarheid is. Dat ze uw gedachten zo willen leiden, dat deze u tot zegen strekken, want als u juist denkt, bent u door de goddelijke liefde gegrepen. Nu heeft de goddelijke liefde macht over u, terwijl de macht van de tegenstander over u gebroken is. En dit is onnoemelijk belangrijk voor het leven op aarde.

Juist te denken verkleint de verwijdering van God. Juist denken heeft tot gevolg, dat het wezen van de mens zich veredelt en God Zelf daarom steeds meer bezit van het wezen kan nemen, omdat het zichzelf aan Hem overgeeft. Want als zijn denken juist is, verlangt de mens naar God. Hij is door de liefde van God gegrepen en deze trekt het wezen onvermijdelijk tot zich, terwijl de verwijdering van God gebrek aan goddelijke liefde betekent.

Wanneer nu het denken van de mens zo beïnvloed wordt, dat hij niet anders kan, dan naar God te verlangen, dan is dit een teken, dat deze wezens, die hem die gedachten proberen door te geven, eveneens met God verbonden zijn, dat ze dus in de goede zin op de mensen proberen in te werken en dat daarom aan deze gedachten gewillig toegegeven kan worden, want ze zullen niet anders dan goed op de mensen inwerken.

Daarentegen verkeert de mens steeds in het gevaar verkeerd te denken, als het onderwerp van zijn gedachten niet God, maar de wereld is. Want de wereld is het rijk van het kwaad. De wereld is het rijk van degene, die probeert om de mensen van God te scheiden, die zijn macht probeert te vergroten en die de wil van de mens zo wil leiden, dat deze zich geheel en al alleen naar hem toekeert, dat wil zeggen dat hij al het wereldse uit het diepste van zijn hart begeert.

En dit verlangen is het toegeven, dat voor de mens de verwijdering van God goed is, dat hij daar niet onder lijdt, maar zich goed voelt en de nadering tot de tegenpool van God nastreeft. En de mens denkt dan verkeerd, hij geeft niet toe aan de invloed van de goede krachten, maar maakt gewillig aanspraak op de influisteringen van deze krachten, die in dienst van de tegenstander staan. Die dus eveneens verwijderd zijn van God en goddelijke liefde ontberen.

Hoe onnoemelijk belangrijk het is om juist te denken, blijkt hieruit, dat de werkzaamheid van de lichtwezens er onophoudelijk uit bestaat om het denken van de mensen in juiste banen te leiden, want juist denken betekent ook weten. Juist denken betekent in de waarheid te staan en juist denken verzekert de mens daarom ook het inzicht in al het goddelijke. En wie God juist herkent, verlangt ook naar Hem. Wie naar Hem verlangt, verkleint ook de afstand van God door juist zijn verlangen, want zijn wil keert zich bewust naar God toe.

En als dus de wil van de mens God betreft, is de ban gebroken, die gedurende eeuwigheden op het wezen gedrukt heeft. De mens heeft de levensproef op aarde doorstaan. Hij is uit vrije beweging naar God teruggekeerd. Hij heeft de verbinding met de tegenpool van God verbroken en is de innige verbinding met God aangegaan. Zijn denken is juist geweest. Hij heeft gewillig aan deze krachten toegegeven, die voor zijn verlossing werkzaam zijn, doordat hij hun gedachten opnam en op zich in liet werken en zich deze gedachten zo eigen maakte.

Want wat de mens denkt, bepaalt zijn handelen. Juist denken zal hem ook juist laten handelen en juist handelen is de vervulling van de goddelijke geboden. Daarom zal de mens, als zijn denken juist is, steeds de goddelijke geboden vervullen, want hij gebruikt de hem geboden geestelijke kracht op de juiste manier. Hij gebruikt haar om God en de naasten te dienen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling