Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1412

1412 Wereldgebeuren zowel oorzaak als middel tot opheffing van de geestelijke nood

10 mei 1940: Boek 23

In het besef van de noodsituatie van een geestelijk gezonken mensheid zal het wereldgebeuren, dat zowel oorzaak als ook middel ter opheffing van deze noodsituatie is, ook begrijpelijk voor u zijn. Er is in dit opzicht een buitengewoon laag peil op te tekenen, als er van de kant van de mensen geen voorbereidingen getroffen worden om zich op een geestelijk leven, na het aardse sterven, voor te bereiden.

En de gevolgen van deze onverschilligheid zijn niet te overzien. Het is onverantwoord, als de mens zich niet inzet voor zijn zielenheil. Want zijn onverschilligheid heeft tot gevolg, dat zijn geestelijke bekwaamheden onontwikkeld blijven en de mens er dus op los leeft, zonder de geringste geestelijke vooruitgang te kunnen boeken en zijn leven is niet nuttig geleefd.

Daarentegen wordt de geestelijk strevende mens een natuurlijke schadeloosstelling geboden. Hij leeft zijn leven bewust en het zal dus ook niet zonder vreugde zijn. Alleen zijn deze vreugden anders gevormd dan die van de aards strevende mens. Hij vindt troost en innerlijke verheffing in het goddelijke woord. Hij vindt nu pas het juiste levensdoel en hem ontbreekt niets uiterlijks, omdat hij dit niet nastreeft. Hij bezit de innerlijke tevredenheid en schrikt niet van aardse nood, want hij verlangt naar iets anders dan aardse goederen. Dus het wereldgebeuren zal hem ook niet in die mate beroeren, dat het zijn innerlijke vrijheid verstoort. Dit wereldgebeuren zal er veeleer toe bijdragen, dat zijn geloof versterkt wordt.

Maar waar een zodanige instelling niet beschikbaar is, daar is het volledig geestelijke verval de oorzaak van het wereldgebeuren. De mens wil nooit het geestelijke erkennen. Hij stelt zich wel af en toe in verbinding met degenen die weten, maar louter uit eigenbelang. Hij hoopt slechts kennis te verkrijgen, die hij in aards opzicht goed kan gebruiken, maar hij denkt nooit aan zijn ziel. Hij gelooft om zonder voorkennis en een geestelijke instelling binnen te kunnen dringen in een gebied, dat echter werk aan zichzelf en werkzaamheid uit liefde als voorwaarde heeft. En deze opvatting is verkeerd.

Want wat hij nu aan ervaringen verzamelt, zal hem nooit zijn doel laten bereiken. Hij kan deze ervaringen niet benutten, hem ontbreekt de sleutel, die eerst het geestelijke gebied voor hem ontsluit. Hij ontvangt iets, wat niet begrijpelijk voor hem is en hij is daar dus totaal niet van onder de indruk. Hij zal datgene, wat ontvangen is, nu echter niet kunnen benutten, omdat geestelijk goed alleen dan begrijpelijk is, als het door het hart nagestreefd wordt. Dat wil zeggen dat de mens zichzelf waardig maakt voor de ontvangst.

De nood op aarde moet nu in de mens deze drang opwekken, die alleen het geestelijke nastreeft. De nood moet de mens zo vormen, dat geestelijke belangstelling in hem ontwaakt en de wens bij hem opkomt om zijn geestelijke kennis ter wille van de waarheid te ontwikkelen. Dan zal ook deze nood voor de mensen tot zegen zijn en de geestelijk lage stand zal opgeheven worden, want God beoogt slechts, dat de mens zijn aardse opdracht herkent en haar vervult.

Amen

Vertaald door Peter Schelling