Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1397

1397 Innige Vaderliefde – Zorg om degenen die slap zijn – Middel

28 april 1940: Boek 23

Woorden zijn niet in staat om uit te drukken met welke liefde de Vader in de hemel voor Zijn kinderen zorgt. Hij is voortdurend om Zijn schepselen bezorgd en Hij wil steeds alleen maar hun liefde verkrijgen, opdat ze tot Hem komen en tot in alle eeuwigheid bij Hem blijven.

En Zijn zorg betreft in het bijzonder degenen, die zich onbezorgd mee laten drijven op de stroom van de tijd, die ongeacht het grote gevaar zich bij deze stromingen aansluiten en de vaste bodem onder hun voeten verliezen: het geloof in God, Die voor hen houvast en ondersteuning in het aardse leven is. Hun wil is noch naar het goede, noch naar het kwaad toegekeerd. Ze zoeken het kwaad niet, maar ze bieden er ook geen weerstand tegen, als ze er mee geconfronteerd worden. Ze hebben zich ook niet duidelijk van het goede afgekeerd, maar ze houden zichzelf ook niet bezig met werken van liefde. Ze zijn noch heet, noch koud, maar ze zijn zonder elke eigen drang om werkzaam te zijn. En dus hebben ze geen doel voor ogen en hun leven is leeg en zou nutteloos geleefd zijn, als de Vader in de hemel hen niet in hun trage rust zou willen storen.

Deze mensen moeten vaak heel hard getroffen worden, voordat ze hun kalmte verliezen en naar een ander denken streven. Alleen de diepste eenzaamheid en het smartelijkste leed zijn in staat om een indruk op deze zielen achter te laten en vaak is daar slechts ook alleen maar woede of verbittering het resultaat van. Want ze sluiten hun ogen en oren voor het lijden van de medemensen en niets wekt, wat dit betreft, hun medelijden op.

Dus moet God op een manier de aandacht trekken, die nood en narigheid voor de mens betekent. Want Zijn innigste liefde wordt niet herkend en de mens vindt in zijn zorgeloosheid de weg naar Hem niet meer terug. En de weg, die hij gaat, brengt hem op een dwaalspoor. Onuitsprekelijke ellende zal de mensen, die in de nood van de tijd de hand van God nog niet herkennen, daarom treffen. Onuitsprekelijk leed, dat ze zelf zullen voelen.

En de Heer zal wachten tot de roep uit het hart van de mens tot Hem doordringt. En het uur, waarin de mens de weg naar God vindt, zal gezegend zijn en een geestelijk ontwaken zal het gevolg van dit lijden zijn. Want nu pas begint hij te streven en aan zijn ziel te denken. Want hij drijft niet meer willoos in de maalstroom van het leven, maar hij heeft vaste bodem onder de voeten. Hij is gelovig geworden en zoekt God nu altijd en overal.

Amen

Vertaald door Peter Schelling