Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1384

1384 Het verlangen naar de goddelijke geest – Liefde – Licht en wijsheid

17 april 1940: Boek 23

In alle eenvoud verlangen naar de goddelijke geest en luisteren naar wat hij u bekendmaakt en dit in uw hart opnemen, gewillig alles in acht nemen, wat hij u gebiedt te doen en God de Heer bedanken voor Zijn grote genade, opdat Hij u Zijn woord waardig acht. Zo moet u uw leven op aarde doorbrengen en het zal welgevallig zijn voor God. Alleen degene, die steeds louter acht slaat op de instructies van boven en geen stap alleen zet zonder goddelijke bescherming gevraagd te hebben, weet op de juiste manier te leven. Want hij wordt door de Heer geleid en werkelijk met zekerheid en op de juiste weg het vaderland tegemoet.

En als u naar de goddelijke geest verlangt, is uw aardse bestaan licht en helder, want u kent het doel hiervan. Uw denken zal geordend zijn, u zult naar het juiste streven, u zult alles beginnen en beëindigen met God, want u herkent immers God en leeft tot Zijn welgevallen. Dus is uw wil de wil van God. U hebt zich aan de goddelijke wil onderworpen. En zo nadert u de eeuwige Godheid en het aardse leven brengt u de uiteindelijke bevrijding.

Maar u zult niet vrijkomen, als u de geest uit God hoont, als u de boeien niet losser maakt en de geest in u geen bevrijding brengt. Want de goddelijke geest kan zich nooit uiten, als de mens zijn geest niet de vrijheid geeft. Het licht kan alleen maar schijnen, als het ontstoken wordt en de goddelijke geest kan alleen maar tot de mens spreken, als er acht op zijn stem geslagen wordt, dus als de geest in hem ontwaakt is.

Geest moet naar geest streven, dat wil zeggen, dat de mens zich voor de leer van Christus in moet zetten en haar na moet leven. Hij moet in liefde werkzaam zijn, dan verbindt zijn geest zich met de goddelijke liefdesgeest. En hier komt een vereniging uit voort, die eeuwig duurt, want de nu tot uiting komende liefde in de mens maakt alle boeien van de zich in hem bergende goddelijke geestvonk los en deze dringt nu zijn uitgangspunt, de liefdesgeest van eeuwigheid af, tegemoet.

En zo is elke onderneming in staat om van nu af aan verlossend te werken. Dat wil zeggen, dat de gewekte geest van God de mensen aanspoort tot het naleven van de Christelijke leer en omdat deze leer het gebod van de liefde voor God en de naasten boven alles zet en liefde steeds verlossend werkt, moet dit zich in het geestelijke leven kenbaar maken en wel op zo’n manier, dat de vereniging van geestelijke kracht in overdrachten, in wijze onderrichtingen tot uiting komt en waar gever en ontvanger elkaar zoeken. Waar zowel de gever, alsook de ontvanger bereidwillig is tot uitwisseling van geestelijk kracht, waar de ontvanger liefde geeft en daardoor weer in toegenomen mate liefde ontvangt en wel in de vorm van kennis.

Dit streven van geest tot geest is dus buitengewoon winstgevend voor de mens. Want enkel daardoor kan hij iets ontvangen, wat hem anders niet geboden kan worden. Al het geestelijke is toegankelijk voor de mens, als hij er maar naar verlangt. Maar steeds alleen maar via de weg van de liefde. Maar zonder liefde is de toegang versperd en als de mens zich nu wijsheden toe wil eigenen, dan zal hij steeds het goede afwijzen en het verkeerde zonder bezwaar aannemen, want zijn denken wordt nog gericht door de geest van de liefdeloosheid, die in hem aanwezig is.

Liefde, licht en wijsheid zijn onscheidbaar met elkaar verbonden en als de mens volgens de wil van God in de liefde actief is, zullen licht en liefde eveneens in hem zijn, want het ene is niet denkbaar zonder het andere. En degene, van wie het doen vol liefde is, zal steeds in liefde toenemen. Hij treedt met de uitoefening van onbaatzuchtige werken van liefde steeds meer in contact met het geestelijke, dat kennis heeft en waarvan de liefde enorm groot is, zodat het dus onbegrensd aan wijsheden uitdeelt aan een mensenkind, dat gewillig is om lief te hebben.

Als de mens dus in het helderste licht en het juiste inzicht wil staan, als hij de goddelijke waarheid onderwezen wil krijgen, dan moet hij zich alleen maar in de liefde oefenen en zijn geest omhoog sturen en alles, wat eveneens vol liefde en vol wijsheid is, zal zich aan het verlangende mensenkind openbaren. De bron van het leven zal zich openen en lafenis zijn voor degenen, die naar kracht en voedsel verlangen.

En zo moet het geestelijke in de mens proberen toe te nemen. Hij moet zijn aardse omgeving ontvluchten en zich aansluiten bij het geestelijke, dat het eeuwige vaderland al binnengegaan is. Het moet daar proberen te geraken, waar zijn eigenlijke vaderland is. De mens moet beseffen, dat niet het leven van het aardse leven het eigenlijke doel is en dus het juiste doel vervullen, de vereniging met het geestelijk volmaakte nastreven om zich eindelijk te kunnen verenigen met de Vadergeest van eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling