Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1355

1355 Werkzaamheid van het geestelijke – Onderrichtingen – Licht

27 maart 1940: Boek 23

De geest verblijft vrij vaak in de oneindigheid en wordt buitengewoon actief, voor zover hem iets geestelijks uit deze wereld bezorgd wordt, want de verbinding met geestelijke kracht verhoogt ook de drang om werkzaam te zijn. In onvoorstelbare werelden zijn ook onvoorstelbare krachten werkzaam. Het is zoals een geweldige, onmetelijke werkplaats met actieve arbeiders, die binnen de wil van de eeuwige Schepper hun toegewezen taken vervullen.

Als nu de geest van de mens zich naar de hoogte verheft, sluit hij zich ook bij de werkzaamheid van al het geestelijke aan. Hij wordt in zekere zin een schakel in de ketting van de talloze scheppende geesten. Het verblijf op aarde bestaat alleen nog puur lichamelijk, terwijl de geest vrij is en kan verblijven, waar het hem goeddunkt. Des te fijngevoeliger hij nu is, dat wil zeggen hoe gemakkelijker hij de scheiding van de aarde tot stand kan brengen, des te intensiever zal de geestelijke stroming, waar hij zich op richt, hem beïnvloeden.

De toestand van volledig los zijn is voor een mensenkind moeilijk tot stand te brengen, als de geestelijke kracht hem niet behulpzaam is en zich dus zo aan de mens opdringt, dat hij alleen in ontvangst nemen mag, wat hem geboden wordt, vooropgesteld dat de wil om in ontvangst te nemen, sterk is. Dit is dus een soort van geestelijke werkzaamheid, waarbij kennisgevingen geestelijk doorgegeven worden. Dit is in het bijzonder daar noodzakelijk, waar zulke kennis slechts gering aanwezig is, omdat het voor een wezen een onvoorwaardelijke vereiste voor de geestelijke rijpheid is. En dat is in de nabijheid van de aarde heel belangrijk, want de aardse mensen, van wie de zielen zich opwaarts ontwikkelen, ontbreekt het in hoge mate aan kennis van de goddelijke waarheid, zodat dus al het volmaakt geestelijke de mensen begeleidt en het haar voortdurende inspanning is om hun kennis te vergroten.

Geestelijk actieve mensen, dat wil zeggen mensen die hun innerlijke leven verzorgen en het aan het aardse leven van het lichaam vooropstellen, zullen zich daarom in gedachten vaak tot deze hoogte begeven en de kennis, die hen door hun begeleiders aangeboden wordt, in ontvangst willen nemen. En juist dit voortdurend onderwijzen van de mensen, die de kennis nodig hebben, is geestelijke werkzaamheid. De geest probeert de geest te vinden en zijn vertrouwen te schenken en voor zover het geestelijke zich in gemeenschappelijke arbeid versmolten heeft, is de kracht van het doordringen sterker en het wordt nu ook begrijpelijk, dat de volmaakte wezens nooit in passiviteit kunnen vervallen, zolang ze objecten vinden, die de werkzaamheid betreft. En dit zal altijd zijn, zolang de wereld bestaat.

Dit versmelten van geestelijke kracht door de wil van zowel de gever als ook de ontvanger moet dus resultaten opleveren, die weer alleen zuiver geestelijk van aard zijn. Die echter onvergankelijk blijven en dus de kennis, het geestelijke in zich, vergroten. Want kennis is geestelijke kracht, die dus doorgegeven kan worden. Kennis is licht, dat weer naar alle kanten zijn stralen werpt. Dus de werkzaamheid van de geest heeft weer een licht brengende uitwerking. En zodoende zal het begrijpelijk zijn, dat in het aardse leven slechts alleen de kennis van de goddelijke waarheid waardevol is. Want dit blijft alleen dan bestaan, in zoverre, dat het ook in het leven in het hiernamaals weer dat is, waar alleen naar verlangd moet worden en dus doorgegeven wordt.

De hoge vlucht in de oneindigheid zal elk wezen, dat naar de waarheid verlangt, hetzelfde opleveren. Juist deze goddelijke waarheid, die elk volmaakt wezen in zich draagt en dus als licht en kracht afgeeft aan degene, die hier naar verlangt. En daarom is de werkzaamheid van al het geestelijke van buitengewoon belang, want zonder dit zou het voor de geest in de mens niet mogelijk zijn om te putten uit de bron van de waarheid. Want alles, wat volmaakt is, is goddelijk en dus opent God Zelf de bron, opdat degene, die naar spijs en drank verlangt, zich daaraan laaft.

Amen

Vertaald door Peter Schelling