Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1144

1144 Strijd van de goede en kwade krachten om de zielen – Ondersteuning door mensen

21 oktober 1939: Boek 20

Het is een enorm strijden om het overwicht tussen de goede en kwade krachten. En de almacht van de goddelijke liefde is machtig werkzaam en stelt steeds meer hulpkrachten aan de wezens op aarde ter beschikking, opdat het kwade overwonnen en zijn uitwerking op de menselijke zielen afgezwakt zal worden. En toch geraken deze zielen steeds meer in de ban van de duisternis, want de wil van de mens biedt geen tegenstand en zo zijn er ontelbare mogelijkheden tot het opklimmen, tot het loskomen van het kwaad, die het wezen geboden worden, die zijn vrije wil niet benut en hij verkeert daarom in het grootste gevaar. En de liefde van de om die zielen bezorgde geestelijke wezens is niet in staat om de menselijke wil te beïnvloeden.

En zo wordt het worstelen om deze zielen steeds moeilijker en kan toch niet opgegeven worden, want alleen maar door onophoudelijke zorg en onvermoeibare schenking van geestelijke kracht is het mogelijk om een verandering van het denken te bereiken en dus ook de wil in andere banen te leiden.

Het kan soms wel volkomen tevergeefs zijn, maar dikwijls zal de mens, om wiens zielenheil buitengewoon geworsteld wordt, zij het door gebed of de zorgende liefde van een medemens of ook de onophoudelijke inspanningen van de geestelijke wezens, juist door de schenking van zulke geestelijke kracht zich genoodzaakt voelen om voor wat de gedachten betreft andere wegen in te slaan dan voorheen. Hij zal plotseling een aandrang tot geestelijke uitwisseling voelen. Hij zal aandacht schenken aan geestelijke vraagstukken en zich meer met zaken bezighouden, die hem tot dusver onbelangrijk leken.

En alleen de liefde van de geestelijke wezens en de liefde van de medemens bracht deze verandering van zijn denken tot stand. En dit ontworstelt dus menige ziel aan de machten van de duisternis, wanneer ze samenwerken voor zulke dwalende zielen en hun redding ten doel gesteld hebben.

Wanneer de wezens in het hiernamaals, die als taak de zorg voor de wezens op aarde hebben, ondersteund worden door de liefde van de mensen, wanneer hun door gelovig gebed effectief hulp verleend wordt en door aanwijzingen van menselijke zijde de deur voor het geestelijke werkzaam zijn wijd opengezet wordt, is het succes onvermijdelijk. En al zulke inspanningen leiden tot het doel, zij het vaak ook pas na geruime tijd. Want God is in Zijn eindeloze liefde tot geven bereid en Hij zal dus geen vraag, die het zielenheil van het individu betreft, onverhoord laten.

Als de liefde van de mens het zielenheil van de medemens betreft, is de onbaatzuchtigheid van zijn liefde bewezen. Hij heeft slechts hun welzijn in de eeuwigheid op het oog en is bezorgd om de ziel, dat ze niet aan het verderf ten prooi valt. En dezelfde beweegreden zet ook de wezens in het hiernamaals tot onvermoeibare werkzaamheid aan. Ze gaan in hun liefde voor de mensen op aarde op en ze willen hen graag voor het leed en de kwellingen in het hiernamaals behoeden en al hun inspanningen betreffen het veranderen van het denken van de mensenkinderen, die de verkeerde weg zijn ingeslagen.

En daarom is het van een onvergelijkbare zegen, wanneer het gebed van een mens het geestelijke welzijn van zijn medemensen betreft. En het worstelen om zulke zielen zal vanuit geestelijke zijde grote steun ondervinden. Het lukt door verenigd werkzaam te zijn toch veel makkelijker om de boze macht te overwinnen en de zielen naar het licht te leiden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling