Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1121

1121 Werkzaam zijn van de geest – De proef op de som nemen

28 september 1939: Boek 20

De geestelijke toestand van de mensen is nog zo verward en het denken is ver van het juiste inzicht verwijderd. En daarom is het heel moeilijk om hun opheldering te geven over het werkzaam zijn van de geest in de mens, omdat ze immers niets anders willen erkennen, dan wat zich zichtbaar en voelbaar aan hen openbaart. Ze elimineren, om zo te zeggen, iets helemaal uit hun gedachten, dat echter wel als eerste de juiste oplossing oplevert. En daarom is voor hen het werkzaam zijn van de geest, wat volgens hun begrip helemaal niet bestaat, niet te verklaren. En het is net zo onmogelijk om die mensen van het bestaan van de geest te overtuigen, omdat weer niets uiterlijks daarop wijst, maar al het geestelijke slechts geestelijk voelbaar of waarneembaar is.

De realistische mens verlangt bewijzen en wil alles zuiver objectief gestaafd hebben. Een objectieve verklaring, een bewijs van het bestaan van de goddelijke geest in de mens, zou echter alleen maar op deze manier mogelijk zijn, dat er een proef op de som genomen zou worden. Dat de mens zich bereid zou verklaren om alle voorwaarden tot opwekking van de goddelijke geest te vervullen. Dan zou hij aan zichzelf de geloofwaardigheid hiervan ervaren.

In plaats daarvan verwerpt de mens, die gelooft heel zorgvuldig te zijn, de ervaring van de ander en blijft geestelijk blind. Een innerlijk zielenleven is hem vreemd. Het uiterlijke leven neemt hem en zijn denken volledig in beslag en zijn geest sluimert in het dikste omhulsel en kan zich daar niet uit bevrijden. En er is bijna niets meer, dat een ommekeer van een dergelijk denken tot stand brengt.

Degene, die geestelijk denkt, wordt uitgelachen. En men is zo dwaas om het eigen verkeerde denken voor de enig juiste te houden en men bespot degene, die de wereld bekritiseert. Zelfs daar, waar het het streven is om de mens naar God te leiden, is dezelfde blinde toestand van de geest aan te treffen, want ook hun denken is te werelds, ofschoon de wil goed is. Maar het diepe van het geloof ontbreekt hen, want deze moet in elk mens zelf tot ontplooiing gebracht worden en kan niet op een schoolse manier van mens op mens overgedragen worden. (Onderbreking)

Vertaald door Peter Schelling