Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1118

1118 Het goddelijke woord

27 september 1939: Boek 20

Het is de zaligste gebeurtenis op aarde om deel te kunnen nemen aan de uitstroming van goddelijke liefde en het woord van de Heer te ontvangen. De Heer denkt onophoudelijk aan Zijn kinderen op aarde en Hij ziet hun nood en giet de overvloed van Zijn genade over de mensen uit. En Hij wil de duisternis van de geest van hen wegnemen en hun het licht brengen, opdat ze de weg naar de hoogte, naar Hem, vinden. En dit licht is Zijn woord en de geest van diegene, die het woord hoort en daarnaar handelt, is licht en helder en hij herkent de juiste weg naar de Vader. Daarom geeft Hij de mensen Zijn woord.

En als de Vader nu tot Zijn kind spreekt, dan probeert Zijn eindeloze liefde binnen te dringen in zijn hart. Hij wil dat het hart zich opent om die kostbaarste gave op te nemen, opdat Hij met volle kracht in het nu bereidwillige mensenkind kan werken, opdat Zijn geest in hem werkzaam kan zijn en het onderwijst over de zin en het doel van het bestaan op aarde. Wie dit woord ontvangt, put eindeloze kracht uit de bron van de goddelijke liefde. En hij zal nu de krachtstroom verder kunnen leiden naar allen, die behoefte hebben aan een slok. De bron droogt echter niet op, tenzij ze met geweld wordt gedempt. Dat wil zeggen, dat het ontvangende mensenkind zich verzet tegen elke verdere geestelijke activiteit.

Maar de Heer houdt Zijn beschermende hand boven dit mensenkind. Hij wakkert het verlangen aan en lest steeds weer de dorst. En de genadegave vindt ingang bij de mensen. Ze wordt verlangd en geeft weer troost en kracht aan allen, die met een gelovig hart kennisnemen van het goddelijke woord. Want de Heer is immers Zelf in Zijn woord. Hij komt naar iedereen en Hij zegent degene, die Hem opneemt en blijft voor altijd bij hem. En dit woord sterkt diegene, wiens ziel in nood verkeert. Het laat hen niet twijfelen, het maakt het duidelijker voor de mensen en onderwijst hen, het laat hen niet in de duisternis van de nacht, maar plaatst hen in het licht van de dag en leert de mensen het juiste te denken. De zegen van het goddelijke woord is onschatbaar. Het lichaam beseft hier de waarde voor de ziel niet van, maar de ziel bedankt haar Schepper innig, dat ze bevrijd werd door het goddelijke woord.

De ontwikkelingsgang van alle andere schepselen gaat volgens Gods wil. Maar de ontwikkelingsgang van de mens, of eigenlijk de menselijke ziel, hang alleen af van haar eigen wil. En die is overeenkomstig haar instelling ten opzichte van het woord van God. En als de ziel de waarde van dit woord beseft heeft, is ze voor eeuwig gered. De zendingen van boven maken voor de ziel het ontwikkelingsproces buitengewoon veel makkelijker. Een zich bereidwillig openen voor de onuitputtelijke genadebron en alle kracht en genade doorstroomt haar en geeft haar volop de bekwaamheid om zich volgens de wil van de Heer te vormen._>Amen

Vertaald door Peter Schelling