Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1099

1099 Ontwikkeling van de ziel van het volk door wezens in het hiernamaals

20 september 1939: Boek 20

De gemeenschap van de zielen van degenen in het hiernamaals, aan wie de verzorging van de aardse wezens als taak is opgelegd, brengen buitengewoon waardevolle resultaten aan het licht. En wel in de ontwikkeling van de ziel van het volk, dat nog vroegtijdig het grote belang van een verkeerd handelen en denken inziet. Hoe rechtlijniger en minder ontwikkeld het karakter van een volk is, des te gemakkelijker beseft het de waardeloosheid van het vergankelijke en het spant zich des te beter in om zich waardevolle goederen voor de eeuwigheid te verwerven.

Zodra echter aardse goederen zich beginnen op te hopen, zodra een zeker welzijn ook tot deze laag van de bevolking doorgedrongen is, begint het denken oppervlakkig te worden en op een verderfelijke manier verder te gaan. En niets is gevaarlijker voor een volk, dan deze weg betreden te hebben. Hoe kinderlijk deemoedig en vragend slaat een hart de Vader in de hemel tegemoet, zolang het nog niet met de zorg om aardse goederen belast is. De zucht tot vermeerdering van deze goederen scheidt de ziel van de mens van de eeuwige Godheid.

En een volk, dat voortdurend enkel dat ene doel heeft, namelijk om groot, sterk en machtig te worden, verkeert aan de andere kant in het grote gevaar om geestelijk zwak, klein en van een laag niveau te worden. En dit is begrijpelijk, want het luistert niet meer naar de innerlijke stem. Het sluit zich voor de invloeden uit het hiernamaals af. Het hecht te veel aan het aardse om nog contact te kunnen krijgen met de krachten in het hiernamaals.

Wie aards klein is en zich niet met gedachten belast, die de vermeerdering van het aardse bezit betreffen, verrijkt zich toch wel en wel op zo’n manier, dat zijn bezit alle tijden doorstaat. En bijgevolg is de ziel van het volk in de eerste plaats drager van geestelijke kracht. Ze vindt nog gemakkelijk de weg naar God, naar de Vader en kan nog gemakkelijk in verbinding treden met alle geestelijke krachten.

Als ook daar de fundamenten aan het wankelen gebracht worden, als ook in het volk het geloof zodanig aan het wankelen gebracht is, dat het in tijden van nood de weg naar de Vader niet meer vindt, omdat het deze weg in zijn geestelijke blindheid niet meer ziet, dan is alle werkzaamheid van de geestelijke krachten tevergeefs. En hoe groter de liefdevolle wil van deze wezens om te helpen is, des te grotere weerstand wordt hier tegenover gezet.

En als het volk dus in zo’n geestelijke toestand verkeert, dan is er waarachtig nood op aarde. Dan is ook het moment gekomen, dat de vergankelijkheid van aardse goederen hem onder ogen gebracht moet worden, want pas de grote aardse nood heeft weer het geloof in een hoger wezen tot gevolg. En pas dan zullen de inspanningen van de wezens in het hiernamaals weer met succes bekroond worden. En daarom moet het volk juist buitengewoon gedupeerd worden en lijden. En dus zal daar, waar de ziel van het volk in gevaar is om volledig door de materie beheerst te worden, in grote nood zijn. En daar moet een reiniging voltrokken worden, die weer niet anders mogelijk is, omdat het nu overal tot uiting komt. Op alle mogelijke manieren door nood en bezorgdheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling