Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1055

1055 Voorspelling over een groot gebeuren

13 augustus 1939: Boek 19

Gezegend zij Uw Werk. Terwille van de mensheid ontplooit zich een enorm vlijtige bedrijvigheid van al datgene wat verlossend werkzaam kan zijn. En zo is er wederom een gebeurtenis in zicht, die alle gemoederen zal verhitten of zich verlammend op het scheppingsvernuft zal uitwerken. En bij dit grote beleven zal de weerstand van zo vele mensen breken, menige ziel zal de weg terug vinden naar de Vader, Die door haar zal worden herkend als de Grondlegger van al het aards gebeuren.

En terwille hiervan zal de Heer Zijn Kracht en Macht openbaren. Hij, Die alle harten kent, weet ook welke zielen zich nog naar Hem kunnen keren en geeft dezen Zijn tekenen op zo’n manier, dat wel talloze mensen het aardse leven verliezen, maar ook vele het leven verwerven. Het leven dat eeuwig duurt.

En deze tijd, die nu over de aarde komt, is met recht een tijd van strijd te noemen, want zo menig mens zal ook met zichzelf in tweestrijd zijn. Enerzijds zal hij zijn opvattingen niet willen prijsgeven, maar anderzijds zal hij een Macht en een Wil onderkennen en deze Wil niet willen en kunnen weerstaan.

En de mens moet deze strijd tot een goed einde brengen. Hij moet uit vrije wil het eigen denken opofferen. Hij moet vooropgezette meningen prijsgeven. Hij moet de in hem opkomende gedachten van afwijzing de baas proberen te worden en hij moet zich uiteindelijk geheel en al inzetten voor dat, wat hij in zijn hart als waarheid voelt en dus alleen aan de stem in zich gevolg geven, die hem wel op de juiste weg wil leiden. En als deze zege is bevochten, zijn de mensen, voor wie het lichamelijke einde was voorbestemd, niet tevergeefs gestorven.

En dit staat zo kort voor de deur, dat ook de wetende verrast zal zijn. En daarom let op: waar de Heer zich openbaart, gevend en onderrichtend, is de grens van het gebeuren.

Die in de Geest des Heren voortgaat, zal onaangetast blijven. Doch de aarde wordt getroffen binnen het rijk waarvan de dagen zijn geteld en dat prat gaat op zijn kracht. Weer is er een ommekeer in de tijd gekomen en weer kijkt de wereld naar dit land en op het land begint de vonk te vallen die van de goddelijkheid getuigt.

De vonk, die de brand ontsteekt en die niet zal worden geblust, want de aandacht van de wereld richt zich op dat gebeuren, dat heel wat groter is dan alle ruzie en strijd van de wereld. Ze schenkt geen aandacht meer aan zaken, die de menselijke wil had opgeroepen, maar alleen nog aan de aanwijzingen van boven. En er zal een deur uit zijn hengsels worden gelicht, die tot nu toe geen doorkijk toeliet.

En nu pas ziet de mens de Grootte en Almacht in van Diegene, Die al het leven op aarde stuurt en leidt. En zalig, voor wie deze aanmaning niet te laat komt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte