Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1050

1050 De eeuwige Godheid

12 augustus 1939: Boek 19

Herken de Godheid, hoe Ze Zich in elk scheppingswerk uit, hoe de door sterren bedekte hemel en al het leven op aarde daarvan getuigen. Er is niets in het heelal, dat niet Zijn kracht en macht laat herkennen en de natuur lijkt op een groot raadsel, dat juist alleen maar met het erkennen van deze kracht op te lossen is. De vreemdste verschijnselen in het aardse bestaan laten eveneens de hoogste volmaaktheid van de eeuwige Godheid beseffen, Zijn niet te overtreffen wijsheid en Zijn alles omvattende liefde.

Hoe dieper de mens zich in de geestelijke kennis bevindt, des te belangrijker wordt elke ervaring om hem heen. Hij beseft, dat elke gebeurtenis alleen een ingevoegde mozaïektegel is, dat juist niet ontbreken mag, als het kunstwerk van goddelijke liefde niet een onvoltooid stucwerk mag blijven.

De eeuwige Godheid is het meest lichtvolle wezen in de hoogste volmaaktheid. Het verenigt Haar onovertroffen geestelijke kracht in Zich, en Ze is in zekere zin de vereniging van alles, wat uit Haar voortgekomen is, wat eveneens de hoogste graad van volmaaktheid bereikte en nu weer één werd met zijn Verwekker. En zo bergt de Godheid weer talloze van de rijpste wezens in Zich en is onvergelijkbaar in Haar macht- en krachtontplooiing.

Wie de natuur met alle opmerkzaamheid bekijkt, zal beseffen, dat er een onvoorstelbare kracht aan het werk moet zijn, die het scheppingswerk in zo’n volmaaktheid liet ontstaan en voortdurend zijn bestaan waarborgt.

Amen