Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1034

1034 Onsterfelijkheid van de ziel – Genadeschenking

1 augustus 1939: Boek 19

Hoor dan de stem van de Heer en sla er acht op: Jullie beroven jezelf van de grootste genade, als jullie de onsterfelijkheid van de ziel in twijfel trekken. Want in de veronderstelling, dat het leven zijn einde gevonden heeft met het afleggen van het aardse lichaam, verlangen jullie niets meer, wat voor de eeuwigheid bestaan blijft. Jullie zijn dus als het ware tevreden met de verzorging van jullie lichaam op aarde en jullie vragen geen enkele hulp voor het leven na de dood. En jullie denken niet aan de geest, maar nemen genoegen met dat, wat alleen maar bevorderlijk is voor het lichaam.

En als jullie niet vragen, kan de hulp jullie niet verleend worden. Het leven van het lichaam eindigt dan met de dood van het lichaam, maar niet het leven van de ziel. Het nieuwe verblijf van de ziel, waarvan jullie zelf de ontwikkeling bepalen door jullie levenswandel op aarde, zal in overeenstemming zijn met het lichamelijke leven. Jullie zullen uit eigen kracht tot niets meer in staat zijn, maar precies zoals op aarde jullie zintuigen gebruiken en dus vrede en leed gewaarworden. En dit is voor elke ziel het onafwendbare lot, dat ze de rechtvaardige boete of het rechtvaardige loon op zich moeten nemen en dat ze er niet aan kan ontkomen.

En het is daarom op aarde van het grootste belang om rekening te houden met het voortleven van de ziel, omdat zonder het geloof daarin, de mens de genade van God niet gebruikt. Dat wil zeggen dat hij gelooft de goddelijke hulp niet nodig te hebben en hij richt al het denken en handelen alleen maar op de vervulling van aardse plichten. En dit laat hem op een erge achterstand komen, als hij in de eeuwigheid over zijn geestelijke verdiensten ondervraagd wordt.

Niets bedrukt de ziel meer, dan de onbenutte mogelijkheden in het leven op aarde. En elk leven op aarde zal onbenut voor de eeuwigheid blijven, als zonder geloof in een voortleven van de ziel ook het begrip ‘eeuwigheid’ onbegrijpelijk voor de mensen is, want wie zorgt voor de eeuwigheid, als hem eenvoudigweg het geloof daarin ontbreekt? En dus schiet een ziel wel aards de rust erbij in, maar het kan alleen maar dan van de vrede van de hemel genieten, wanneer ze op aarde onafgebroken werkzaam was voor het leven in het hiernamaals. Of ze moet op moeitevolle wegen nu daar proberen te geraken, wat haar in het vleselijke lichaam vele malen gemakkelijker gevallen zou zijn.

En zo roep Ik alle twijfelaars op aarde toe: Denk aan het leven na de dood en leef niet met het waanidee, dat met de dood van het lichaam alles ten einde is. Maar weet, dat juist pas dan het echte leven begint. Weet, dat jullie op aarde enkel een proeftijd door moeten maken, maar dat dan het eigenlijke leven pas begint en dat dit leven volledig afhankelijk is, van hoe jullie het aardse leven benut hebben. Want de zekerheid, dat ze het aardse leven voorbij liet gaan en ze nu bij het ingaan in het hiernamaals haar armoede aan geestelijke schatten moet beseffen, is verschrikkelijk voor de ziel. En benut daarom het leven, zolang jullie nog in het volledige bezit van jullie krachten zijn. En vraag onophoudelijk om genade, want alleen zij maakt voor jullie de geestelijke vooruitgang mogelijk en maakt voor jullie de weg naar het eeuwige thuis vrij.

Amen