Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1030

1030 Kinderlijke verhouding – Vormgebed – Taal van het hart

30 juli 1939: Boek 19

De Heer nadert degene, die zich geroepen voelt om de Heer te dienen en onophoudelijk om Zijn genade vraagt, op elke manier, want hij getuigt van zijn wil om voor God te werken en trekt dus door die wil ook de liefde van God naar zich toe. En in het gebed om kracht erkent hij zijn zwakte voor de Heer en de verhouding van hem tot God is die van een kind. En meer verlangt de Vader in de hemel niet. Niet één enkel moment in zijn aardse leven bekijkt zo’n kind zich met een aanmatigende blik. Het is met een deemoedig en liefhebbend hart de Vader in de hemel dankbaar voor elk genadegeschenk en blijft dus een waar kind voor God, Die het beschermt tegen elke geestelijke achteruitgang.

Want wie eenmaal deze juiste verhouding met Hem is aangegaan, kan nooit meer verdwalen. Dat wil zeggen, geestelijk aanmatigend zijn ten opzichte van de Vader in de hemel. Want door zijn deemoedig smeken om Gods genade komt hij tot wijsheid. En alle wijsheid laat hem de grootte van de Vader in de hemel steeds meer inzien en dat maakt hem steeds deemoediger en meer verlangend naar liefde.

En daarom heeft alle geestelijke kennis, alle opwaartse ontwikkeling en het bereiken van de toestand van volmaaktheid steeds de kinderlijke verhouding van de mens tot de Vader als voorwaarde. En het gebed in de geest en in de waarheid is er weer het zichtbare teken van, dat het mensenkind deze verhouding tot de Vader aangegaan is.

Maar de Heer slaat geen acht op de vormgebeden, want die doden elk gevoel van liefde. Degene, die zich van voorgeschreven woorden, die niet uit het diepste van het hart komen, bedient, kan niet in de geest en de waarheid bidden, want ze geven niet het eigen denken, maar het denken van vreemden weer. De mens moet zich in de innigste verbondenheid met de Vader tegenover Hem zo uiten, zoals het gevoel van zijn hart is. Hij moet de Vader waarachtig als vader beschouwen en tot Hem komen met al zijn kleine zorgen en verlangens. En juist dit innige contact met de Vader zal een waar gebed teweegbrengen. En zo’n gebed zal niet alleen maar voor de vorm zijn.

Want God gaf de mensen verstand, zodat ze zelf actief moeten zijn en hun geest omhoog sturen. Als de mens zich van een vorm bedient, spreekt niet zijn hart tot de Vader, maar hij vervult alleen maar weer een hem opgelegde plicht. En dit gebed kan voor God niet de juiste waarde hebben, als de Vader toch als vader aangeroepen wil worden en de stem van Zijn kind op de kinderlijkste manier wil horen: eenvoudig, innig en volledig vertrouwend op de liefde en almacht van Degene, Die het gebed betreft.

Amen