Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1019

1019 Schepsel – Scheppingswerk – Mens

23 juli 1939: Boek 19

De levensloop van alle schepselen vereist een volledige bevrijding uit de vaste vorm. Alleen wat vrij is, kan als individu in de natuur de hem voorgeschreven weg gaan, als schijnbaar geïsoleerd in de schepping zo lang vegeterend, tot het alle stadia van de belichaming doorgemaakt en de weg op aarde afgelegd heeft. Er moet een zich steeds herhalende scheiding van de uiterlijke vorm van dat ogenblik plaatsvinden om deze vorm geheel overwonnen te hebben. Elke nieuwe vorm betekent een strijd voor het wezen en tenslotte het overwinnen van de vorm door de scheiding hiervan.

Een doorlopende verandering van het uiterlijke omhulsel kan alleen zo maar mogelijk zijn en alles, wat op aarde, in de lucht en in het water leeft, geeft steeds weer het omhulsel voor de eigen verdere ontwikkeling op. De wezens zijn dus net zo lang veranderbaar, als ze onrijp, dat wil zeggen onvolmaakt, zijn en het is door de Schepper buitengewoon wijs ingericht, dat een voortdurende verandering in het natuurlijke leven plaatsvindt. Dat elk levend wezen van een ontstaan en vergaan verzekerd is en dat het aardoppervlak zonder onderbreking talloze kleine levende wezens, die zich in een voortdurende verandering bevinden, een verblijfplaats biedt.

Het zou voor de mens onbegrijpelijk zijn, als hem de verscheidenheid en ook de veelvoudigheid voor wat het aantal betreft, getoond zou worden. Talloze scheppingen en voor menselijke begrippen onschatbare variaties getuigen van de wijsheid en almacht van de Schepper.

De mens is wel eindeloos klein en nietig te noemen, afgezet tegen de heerlijkheid en grootheid van het scheppingswerk en toch staat hij in het middelpunt van deze schepping. Hij is het doel van alle schepselen. Hij is door alle schepselen gegaan en bergt alle scheppingswerken in de kleinste uitvoering in zich. En ter wille van de mens, dat wil zeggen diens ziel, is het gehele scheppingswerk ontstaan, want de mens moet een kind van God, het evenbeeld van de goddelijke Vader worden en zodoende is het doel van het scheppingswerk buitengewoon ontzagwekkend en de midden in het scheppingswerk staande mens is in zekere zin het heerlijkste scheppingswerk van God en elk schepsel dient weer de ziel, die onvergankelijk is, tot de volmaaktheid van voorheen.

Amen