Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1013

1013 Zon

21 juli 1939: Boek 19

Waardoor wordt deze buitengewone lichtkracht tot stand gebracht? In welk verband staan de krachten om tegelijkertijd lichamelijk en geestelijk onvermoede effecten te ontketenen en een buitengewoon licht te ontsteken en dus in elk opzicht onnavolgbaar te blijven? Hoe verhouden de geestelijke stromingen zich tot elkaar en welke zichtbare of aards verklaarbare natuurkrachten liggen aan deze lichtkracht ten grondslag?

Al deze vragen dringen zo diep in de geestelijke kennis binnen, dat het menselijke verstand werkelijk te gering is, als hij zelf het antwoord zou willen geven. Alleen waar tegelijkertijd zuiver geestelijke kennis nagestreefd wordt, kan daarover opheldering gegeven worden, want enkel in het werkzaam zijn van geestelijke krachten ligt de verklaring van dit scheppingswonder.

Onvergelijkbaar verheven is het bewustzijn ervan, dat de mens in zekere zin het recht heeft om daar opheldering over te krijgen, dat hij elke lacune in zijn kennis aan mag vullen en ook aan moet vullen en dat hem dus geen grenzen gesteld zijn, als hem één of andere vraag, die de schepping betreft, interesseert.

Juist de zon met haar stralenwerking is voor de mensen onbetwist het grootste raadsel in de natuur en toch verlangen ze weinig of in het geheel niet naar onderrichting, die hen van boven aangeboden wordt en die weer alleen doorslaggevend kan zijn, omdat alleen de Godheid Zelf iets, wat zijn oorsprong eindeloos ver van de aarde heeft, uitvoerig en begrijpelijk verklaren kan.

De neutrale verbinding tussen twee elementen heeft een nieuwe stof tot resultaat. En aan deze wet ligt alles ten grondslag. De samensmelting van onontgonnen krachten daarentegen veroorzaakt bepaalde wrijvingen, omdat elke kracht zich wil uiten en de andere wil verdringen. Waar nu zulke wrijvingen ontstaan, moet het zich in het middelpunt bevindende lichaam, of het nu van een vaste soort is of niet, ontbranden, dat wil zeggen zich verzetten tegen de hem benauwende kracht. Bijgevolg is dus elk lichtverschijnsel een zich verzetten van de ene kracht tegen een tweede kracht. En zo is het met elk krachtstroming net zo.

Amen