Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0972

0972 Wereldse heerser – Diepe val is een genade

20 juni 1939: Boek 18

De kring van vrienden in het hiernamaals sluit zich steeds nauwer om je heen en deze kring voorkomt het binnendringen van onzuivere wezens, zodat jij hun kracht niet gewaar zal worden en je in je streven niet gehinderd wordt. Zo wordt de toestroom van geestelijke kracht steeds sterker. En als het jouw wil is, ontvang jij nu in toenemende mate geestelijke waarheden en je kunt dienovereenkomstig altijd met je vrienden in verbinding treden, zonder voor een onthouden van geestelijke kracht te moeten vrezen.

De eeuwige Godheid drukt jou dit speciaal op het hart, zodat je niet aarzelend zal worden, als aardse tegenstand je bedreigt. Doordat je alleen maar vurig naar de verbinding verlangt, word je door geestelijke kracht ondersteund, al is dat ook niet altijd lichamelijk op te merken. De geest zoekt God en elk verlangen wordt ingewilligd. En jou zal via gedachten altijd geestelijke versterking toegestuurd worden en de geest zal voedsel hebben en geen gebrek hoeven te lijden.

Maar de kracht zal ook zichtbaar op je overgaan en het geestelijke goed, dat je ontvangt, zal jou helpen om tijdens de strijd van het leven stand te houden. Want de Heer geeft kracht en versterking aan degenen, die in Hem zijn. Slechts af en toe zullen weerstanden je nog tot last zijn. Echter alleen maar om je niet moe en slap te laten worden.

Want alle overgave moet dit werk betreffen. Jij moet je steeds weer opnieuw met ware ijver aan deze geestelijke arbeid overgeven en je zal dus ook voortaan gelukkig worden door de ontvangst van het woord van God. En de aardse gebeurtenissen zullen van nu af aan snel op elkaar volgen. En het zal voor jou een steeds grotere aansporing zijn om de verbinding met de geestelijke wereld te zoeken, want enkel geestelijk zal jullie mensen alle aardse gebeurtenissen duidelijk te maken zijn.

Ontvang daarom vandaag een lering, die jou moet wijzen op de almacht van de Schepper van de hemel en de aarde: Te allen tijde hebben de wereldse heersers hun macht op hun onderdanen uitgeoefend. Ze matigden zich een recht aan, dat werkelijk alleen de Heer van de schepping toekomt. Doordat ze zich boven hun medemensen verhieven, wetten uitvaardigden en zich de onderdanen in zekere zin tot slaven maakten. Ze eisten en dwongen de medemensen om hun eisen te vervullen. En in het zeldzaamste geval was werkelijk liefde voor de ondergeschikten het richtsnoer van de wetgeving.

Maar als nu de aardse machthebber zijn macht dus gebruikt, zodat alle liefde uitgeschakeld wordt en in plaats hiervan heerszucht, arrogantie, hebberigheid naar aardse goederen en mateloze onrechtvaardigheid de machthebber kenmerkt, zal zo’n heerser nooit de instemming van de goddelijke Schepper kunnen krijgen. En zo’n heerschappij zal ook nooit tot zegen van een volk zijn. In zulke gevallen heeft de Heer heel vaak Zijn goddelijke macht tot zijn recht laten komen. Hij heeft de heersers vaak hun ambt onverwacht ontnomen. Hij liet hen vanuit de hoogte van hun zelfgeschapen tronen vallen tot in de diepste diepten. En dat niet zonder bedoeling. Om ook zo’n onrechtvaardige machthebber nog de weg tot ommekeer te tonen.

Dat de goddelijke Schepper een zo aanmatigend mens zijn nietigheid en ook hoe weinig de mens als zodanig zichzelf kan helpen, liet beseffen, was vaak een daad van genade van de grootste omvang, wanneer de eeuwige Godheid hem een halt toeroept en hij uiteindelijk niets meer is dan een armzalig mens, die aan de genade van een boven hem verheven mens is prijsgegeven. Zolang hij zelf heerst, denkt hij niet aan zijn eigenlijke ik. Hij erkent niets hogers boven zichzelf meer. Wanneer hij zich echter eenmaal van zijn hulpeloze toestand bewust wordt, denkt hij pas aan een hogere macht. En hem is nu nog een mogelijkheid tot ommekeer gegeven.

En zo is de val vanuit de hoogte in de diepte vaak een daad van genade van onbeschrijflijke waarde. Het kan de laatste redding voor een volledig van God afgevallen zondaar betekenen, als hij nog niet volledig verhard is en zich van zijn nietigheid bewust wordt. Zijn onverbiddelijkheid en zijn strengheid moeten op hemzelf terugvallen, opdat hij daaraan zijn te veroordelen handelswijze herkent en hij aan het lijden denkt van degenen, die zijn hardvochtigheid verdoemd had. Als zijn eigen lot hem tot inzicht brengt, is het de grootste zegen voor hem om in de grootste nood en de grootste ellende het leven op aarde te besluiten, mits het zijn ziel redding gebracht heeft.

Maar wee degene, wiens heersersmacht hem zo verhard heeft, dat hij zich niet wil buigen voor de Machtigste van de hemel en de aarde. De macht zal hem eens afgenomen worden en degenen, die onder zijn heerschappij geleden hebben, zullen zich tegen hem tot aanklager verheffen. En ze zullen tegen hem getuigen voor de eeuwige Rechter, en Zijn vonnis zal eeuwige verdoemenis zijn.

Amen