Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0961

0961 Kortstondige verlangens inwerkingen van de boze macht

12 juni 1939: Boek 18

Bij degene, wiens gedachten zich naar boven verheffen, is het hart gewillig en zoekt bewust de verbinding met de Heer. En Zijn genade en liefde komen hem tegemoet, en de nood van de ziel is afgenomen. Het mensenkind wordt elk gebrek aan liefde vergeven, wanneer het dit berouwvol beseft en daar zelf onder lijdt. Maar het zal zich ook in moeten spannen om met verdubbelde ijver het verzuimde in te halen. En daar zal zijn hele wil voor nodig zijn.

Maar de ziel herkent nu de ware inhoud van het leven en vindt geen ware rust als ze deze eens minder vervult. En een volledige scheiding van de eeuwige Godheid is voor haar niet meer mogelijk. Ook niet wanneer de materie nog van tijd tot tijd heel sterk op de mens inwerkt, zodat hij zich door de begeerte niet bedwingen kan.

Dit is slechts van voorbijgaande aard, want het stelt het mensenkind niet meer volledig tevreden, maar deze begeerte is slechts het inwerken van boze krachten. Het is een poging van de zijde van de tegenstander om de mens afkerig te willen laten zijn. Maar zo gemakkelijk laat de Heer en Heiland niemand, die naar Hem verlangt, vallen en het wereldse genot zal nu spoedig een smakeloos, leeg genoegen zijn voor degene, wiens hart Hem al gehoorzaam is.

Het leven van het individu eist als het ware zijn tol. En de mens zal alleen met de inzet van zijn gehele wil meester worden over zijn begeerten. Maar hij zal ook eens dankbaar zijn voor het feit, dat de liefde van zijn Vader vaak zijn plezier volledige verstoorde, want dat is alleen maar een zegen voor de ziel. En zo zal al het aardse aan waarde verliezen en de verleidingen zullen steeds zwakker worden en het mensenkind zelden naderen, want de Heer belooft iedereen, die Hem daar van harte om bidt en Hem zijn liefde bewijst, doordat hij zijn wil werkzaam laat worden, Zijn hulp en Zijn kracht om alle verleidingen te weerstaan.

Amen